'de Franse Verleiding' |
Nederlanders op reis naar het
zuiden |
De in Groningen geboren Matthias van Geuns (1735 – 1817) was door zijn familie en omgeving voorbestemd om de handel in te gaan. Maar hij had zijn zinnen gezet op een medicijnen-studie, en dat studeerde hij dan ook in Groningen en in Leiden. Na zijn doctoraal-examen in 1759 vertrok hij uit Leiden voor een reis naar Parijs in de goede, oude traditie van de ‘Grand Tour’. In Parijs zou hij maar liefst anderhalf jaar verblijven.
Het is bijzonder dat we nog beschikken over zulke reisaantekeningen; de meeste reizigers vonden de, in onze ogen, lange reistijden en ontberingen het papier niet waardig. Ook al was zo’n reis heel bijzonder, wat er onderweg gebeurde werd meestal niet genoteerd. Matthias van Geuns schreef zijn reiservaringen wel op …….
Op de 29-ste oktober 1759 vertrok hij om zes uur ‘s morgens uit Leiden zuidwaarts. Over het eerste stuk van de reis weten we verder niets, behalve dan dat de tocht via Delft en Rotterdam naar Delfshaven ging. Het lag in die tijd voor de hand dat de reis Leiden – Delfshaven per trekschuit werd afgelegd, maar Matthias moest in Delfshaven lang wachten op zijn ‘pakkagie’ die hij kennelijk op een schuit had geplaatst. Is hij die schuit per postkoets vooruit gereisd? We zullen het niet meer weten. Wellicht dat Matthias onderweg zijn reis in Den Haag of Delft even heeft onderbroken, maar zeker is dat hij pas om 7 uur ‘s avonds in Delfshaven aankwam. Een volle dag maar liefst, terwijl men anno 2000 er zeker niet veel meer dan 35 minuten over zou doen, zonder files ……
“De hospes in de Zwaan berichtte mij dat het schip van Leiden op Breda, ‘t welk ik wagtte en waarin mijn pakkagie was, doorgaans tegen middernacht aankwam. Ik wagtte tot over middernagt zonder voldoening. Met rooken en leezen hield ik het wakende tot 2 uur schikte mij toen zoo gekleed en gelaarsd als ik was, op mijne stoel tot slapen en sliep vrij wel tot ‘s morgens 6½ uur. Het schip was er nog niet, en kwam niet den geheelen voormiddag. Nadat ik mijn middagmaal genomen had, kwam eindelijk te twee uuren het schip, ‘t welk, wegens laat afvaren van Leyden, voor den Leidschen dam den nagt had doorgebragt. Wij kwamen ‘s avonds te negen uuren voor Dordrecht, terwijl de stilte den schipper bewoog het anker te laten vallen. De schipper stelde mij voor den weg naar Breda te bekorten, door in plaats van de gewone vaart om toe de Willemstad langs het Hollandsch diep voorbij Oude Dintum, een binnenvaart door Zevenbergen te kiezen. Ik stemde toe om de schutgelden die hierop liepen mee te dragen.
Van half elf sliep ik tot ‘s anderen daags 9 uur. De wind was zagt, wij waaren niet ver van Zevenbergen en passeerden daardoor tegen den middag; dit is een klein plaatsje een overblijfsel eener oude stad, welke, zoo men mij zeide, gezonken was. Wegens de weinigheid des winds gaf ik de hoop op om te Breda iets te zien …. ‘s avonds te 6 uur niet verre van het dorp ter Heiden, 2 uuren van Breda, werd het schip vastgelegd, om tegen 12 uur met den vloed verder voort te gaan, zijnde er nu in ‘t geheel geen wind.
1 Nov. ‘s morgens te 6 uur werd ik gewekt, wij lagen reeds voor Breda … te 7 uuren ging ik (per postwagen) op reis, zonder gezelschap’ van mijn bagagie moets ik tot Antwerpen het pond 4 duiten betalen, 10 pond vrij…te Woest of West-Wezel 5 uur van Breda, wagt men de Antwerpschen wagen op … Brasschooten is een gehugt, en hier hoorde ik voor '‘ eerst den Roomschen godsdienst in een publyke kerk oeffenen, zijnde het allerheiligen dag .… Ten 5½ uur kwam ik te Antwerpen. “(-)
Matthias van Geuns was nu vier dagen onderweg voor de afstand Leiden naar Antwerpen, een traject nu per auto van een anderhalf uur. Matthias dineerde in Antwerpen, maar vertrok dezelfde avond al weer … per boot.
“Te 9½ uur (des avonds) ging ik in de huij, een ruim vaartuig, ‘t welk een zeer ruimen en gemakkelijken roef heeft, waarin alle gemak is en vuur gestookt wordt. Dit schip drijft met wind en stroom de Schelde af tot Klein Willebroek, 5 uur van Antwerpen; hier gaat men over in een schuit of een barque die met paarden getrokken wordt, welke drie vertrekken heeft: een achter voor ‘t gemeen, ‘t middenste heeft bedden tot des bewoners, die een schipper is, huishouding behoorende en een voor, ‘t welk de roef is, doch veel ruimer en gemakkelijker dan in de Hollandsche trekschuiten; hierin wordt ook vuur gestookt en men kan er thee drinken etc. Te Tisselt komt men in een andere barque, te Humbeek weer in een andere, en aan de vier fonteinen bij Vilvoorden, een fort met een kasteel 1½ uur van Brussel, gaat men in de laatste over. ‘s Morgens te 9 uur was ik te Brussel.”
Antwerpen – Brussel nam dus wederom een nacht. In Brussel bleef Matthias van Geuns een aantal dagen, want Brussel was natuurlijk ééns maar nooit weer, once in a lifetime ….
“Na vijf dagen te Brussel doorgebracht te hebben vertrok ik vandaar Donderdag 8 Nov. ‘s morgens te 7 uur met een postkoets, de diligence genaamd. Men betaalt de heele vracht tot Parijs, zeventig livres, eten, drinken en slapen daaronder begrepen van Cambray tot aan Parijs; zonder dit geeft men 64 livres; van de bagage geeft men 4½ stuivers per pond zijnde 10 pond vrij. Deze diligence is zeer gemakkelijk, hebbende plaats voor 8 menschen, waarvan er twee achterin op een bank zitten; voor de overigen zijn zes gemakkelijke zitplaatsen, als zooveel vaste stoelen met leunigen, tusschen welke men kan doorgaan. Voorin is nog een bank van het achterruim met een gordijn afgeschooten; hier wordt de helft der vracht betaald. De koets hangt in zeelen en heeft achterop boven de achterwielen een zeer groote mand, waarin de bagage gesloten wordt. ,,, ‘s avonds 5 uur kwamen wij te Mons, hier werden wij zeer goed onthaald en sliepen er zeer wel. De Fransche kost begon reeds te Brain le Comte, namelijk soep rijkelijk met uien doortrokken, gevolgd van gekookt rundvleesch en vele soorten van ander vleesch zonder bijna eenige toespijs van groente of vruchten. Den9den Nov. te 5 uur van Mons vertrokken, kwam men om 10 ½ te Valenciennes. Hier werd onze bagage op ‘t scherpst gevisiteerd … en gingen wij over in een veel kleiner diligence, waarin we ons met ons agten moesten pakken; ‘s avonds 5½ uur waren wij te Cambray; hier begon onze vrije tering. Het souper was excellent, ruim 20 gerechten en zoo goed als men ‘t in Frankrijk kan begeeren. .. Wijl we ‘s morgens te 3 uur zouden opzitten gingen wij te 7½ slapen. We hadden nu een ruimer diligence, die lang rond en rondom met banken was. Wij zaten dus met ons 10 in een cirkel dicht gepakt … ‘s avonds te 5 uur waren wij te Roye, soupeerden te 6 uur en gingen te 7½ uur slapen en Zondagmorgen te drie uu zaten wij weder op, kwamen te 9 uur te Pont St.-Maxence; het verwonderde mij hier, zoowel als te Roye, zoo nabij Parijs, zulke gemeene huizen en zulke lompe bouwwijze te vinden; men zou meenen in de slechtste plaats van Westfalen of Oldenburgerland te zijn; de muren zijn meestal van grove brokken gehouwen steen, en vele van vierkante straatstenen opgemetseld, alle vuil en bemorst van buiten. De bouwlanden op de schuinte der heuvels hangende en met zijn boomen afgeperkt maken een verrukkelijk gezicht. Dichter aan Parijs is het land meer bar, en het verwonderde mij zeer zoo na aan deze luisterrijke hoofdstad zulke dorre heide te vinden, welke door hare woeste en kale hoogten en laagten bijna een onbewoonde wildernis voorstelt. Men heeft hier chter het bosch van Senly ‘t welk schoon en van groote uitgestrektheid is. Geheel van Brussel tot Parijs leidt een straatweg van vierkante keisteenen, en dus zijn alle postwegen door geheel Frankrijk bestraat. Tegen 12 uur van Pont St.-Maxence gegaan zijnde kwamen wij 11 November ‘s avonds te 5 uur aan ‘t begin van Parijs, doch was ik verwonderd in de genoemde plaatsen over de lompheid en slordigheid waarmede zich de huizen voordoen, ik was het nog meer toen ik hier te Parijs denzelfden smaak zag heerschen, en schoon het hier in de Fauxbourg St.-Laurent, gelijk in ‘t uiterste van meest alle andere elf Fauxbourgs veel gemeener is dan in de stad zelve, echter weet ik niet of het enkel was de gewoonte en vooroordeel van een Nederlander die meer uit de uitwendige netheid en welgeschiktheid over de schoonheid van een gebouw gewoon is te oordeelen, afhange,dat de straten en burgerhuizen te Parijs in ‘t gemeen nog in gansch geen kieschen smaak aangelegd schijnen, welke beantwoordt aan de schoonheid, waarvoor Parijs in andere landen beroemd is.”
Over het traject Leiden – Brussel had Matthias van Geuns vier dagen plus een nacht gedaan en Brussel – Parijs nam ook nog eens 4 lange dagen. Wat hij verder in Parijs opmerkenswaardig vond volgt wellicht in een nieuwe aflevering van ‘de Franse verleiding’.
Ontleend aan: Brieven van een Hollander uit Parijs gedurende de jaren 1759 en 1760. Medegedeeld door Dr. Jb. van Geuns, in de Tijdspiegel, 1898.
Voor reacties, bijdragen en informatie: info@defranseverleiding.nl