'de Franse Verleiding'
Nederlanders in 't Zuidfranse.

‘een interessante samenklontering van menschelijke ondeugd en zonde'

De jaren van Louis en Elizabeth Couperus in Nice
(1900 - 1910)

door Ger Verhoeve

\ \

Buiten is het kil, en grijs, en mistig. Binnen, in het Louis Couperus-museum aan de Haagse Javastraat, biedt een kleine expositie onverwachte impressies van de jaren die de schrijver van o.a. ‘De boeken der kleine zielen’, ‘De stille kracht’ en ‘Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan ...’ aan het begin van deze eeuw doorbracht in Nice. Daar ontsnapte hij aan de winterse kilte en grauwheid van het Haagsche.


Riviera. Souvenir de Cannes, Grasse, Antibes, Nice, Villefranche, Beaulieu, Monaco, Monte-Carlo, Menton etc. etc.. Collection de vues reproduites d'après des photographies les plus récentes pas Messieurs J. Giletta à Nice, Stengel & Cie. à Dresden et de Buissola à Cannes. Ca. 1901. (Coll. 'dFV')

"Ach, hij was getrouwd ! Wisten jullie dat ? Kijk ! Elizabeth Couperus !". Ook de andere dames van het leesgroepje - ze lezen gezamenlijk Eline Vere - bestuderen nu de met glas afgeschermde inhoud van de wandkast tussen de twee kamers-en-suite waar het museum vooralsnog uit bestaat.
De innemende vrijwillige suppoost van die dag wijst op de geëncadreerde lijst met de belangrijkste data uit Couperus’ leven die boven de schoorsteen van de voorkamer hangt: "Kijk: 1891 - Huwelijk met Elizabeth Baud." Hij voegt er op eigen gezag aan toe dat Elizabeth haar echtgenoot vele jaren heeft overleefd: Louis overleed in 1923; Elizabeth stierf in 1960, op ruim tweeënnegentig jarige leeftijd.
Men verbaast zich later ook over de stokoude beelden van het carnaval van Nice die op verzoek op een klein videoscherm worden vertoond. ‘t Was kennelijk een dolle boel waar Couperus enthousiast aan meedeed. In een vitrine staat de smoking van roze satijn die hij zich speciaal voor het carnaval had laten aanmeten, inclusief de bijbehorende feestaccessoires. "Carnaval ? En die man was zo vaak ‘depri’ ! Alhoewel ....misschien, ... in ‘t zuiden ... .".

Voor mensen die weinig weten van Couperus - was hij niet Haagsch portretteur van ‘zwakke zenuwgestellen’, een pedanterik en in weerwil van ‘t huwelijk met Elizabeth worstelend met zijn homosexualiteit ? - biedt het bescheiden museum verrassende aanknopingspunten om gefascineerd te raken door deze fin / début du siècle-figuur.
Couperus was eigenlijk continue op reis. En paradoxaal had dat mede te maken met geldgebrek. Zijn schrijverij leverde verre van genoeg op om in het Haagsche de levensstijl er op na te houden die hem beviel. ‘t Zuidfranse Nice daarentegen, toen inmiddels een uitdijende stad en ieder najaar vanuit alle windstreken onder de voet gelopen door een bonte mengeling van overwinteraars, leverde onderkomen, ambiance en hulp-in-de-huishouding voor een prijs die in Den Haag veel en veel hoger lag. Maar je moest wel het lef hebben om je biezen te pakken. En dat lef had Couperus, keer op keer, en continue.

Was 't noodlot of eigenlijk toch toeval dat verklaart dat Louis en Elizabeth Couperus zich in Nice vestigden, want eigenlijk was Couperus meer verrukt van Italië waar het minste landschap dichterlijker en fabuleuzer zou zijn "dan geheel deze boord van witte hotels onder intens blauwe lucht, aan intens blauwe zee, tusschen enkele schrale palmen."
Louis en Elizabeth hadden in 1899 voor het eerst kennis gemaakt met Nice, op weg naar de boot in het Italiaanse Genua die hen naar het verre Indië van ‘De stille kracht’ zou brengen. Want in die jaren namen de meeste Indië-gangers niet in Rotterdam of Amsterdam de boot, maar in Marseille of Genua. Dat was korter en goedkoper dan de boottocht via Southampton en de Straat van Gibraltar.
Hun korte verblijf in Nice was hen zo goed bevallen dat, eenmaal begin 1900 per stoomboot in Europa teruggekeerd, ze vanuit Marseille doorreisden naar Nice, naar het ‘Grand Hotel Continental et de Genève’ waar ze een aantal maanden bleven. Ze waren toen in de dertig, in de kracht van hun leven. In oktober betrokken ze vervolgens een appartement in de Villa Jules. ‘t Was dáár waar een verrukte Couperus een paar weken later vanuit Holland de eerste gedrukte exemplaren van ‘De stille kracht’ ontving. Daar ook werkte hij aan ‘De boeken der kleine zielen’ en aan ‘Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan ...’.

In het derde Couperus Cahier dat de kleine tentoonstelling begeleidt, doet Caroline de Westenholz onderhoudend verslag van haar speurtocht naar sporen van Couperus in Nice. Door oude plattegronden en gidsen van de stad goed te bestuderen wist ze onder andere de ‘Villa Jules’ te lokaliseren. Het zelfs voor sobere Hollanders weinig opvallende huis, in een voor Nice karakteristieke Italiaans-Franse overgangsstijl, lijkt ook nu nog in de oorspronkelijke staat. Alleen de tuin is inmiddels goeddeels opgeofferd aan een patisserie.

In ‘Legenden van de blauwe kust’ omschreef de ‘beroepsflaneur’ Louis Couperus de Promenade des Anglais in Nice als ‘zoo een interessante samenklontering van menschelijke ondeugd en zonde ( - ), dat onze artiestezielen tevreden zijn’. Voor Couperus was het weer in Nice zalig, schitterde de zuurstof er als gouden atomen in de blauwe lucht en goot de zon een gouden douche neer. Toch was Couperus ook in Nice weinig honkvast. ‘t Enige vaste was zijn adres, de Villa Jules. Van daaruit ondernamen hij en zijn vrouw talloze reizen. De zomers werden veelal elders doorgebracht: in Wiesbaden, Venetië, Florence, Siena, Zermatt, Napels, en ook Nederland werd af en toe aangedaan. Maar gedurende het winterseizoen gingen Louis en Elizabeth ook regelmatig op reis, naar Rome bijvoorbeeld. ‘t Leek wel alsof ze in een comfortabele Mercedes voortdurend over Europa’s snelwegen zoefden. Maar ‘t ging allemaal per trein, per koets, per boot en later, voor een enkel uitstapje, per automobiel, ‘in onzen van zelf rollenden sprookjeswagen’. En meestal gingen ze samen, maar soms nam een ander de plaats van Elizabeth in, zoals zijn vriend Johan Ram. Of Couperus trok er alleen op uit: "Mijn man is een beetje aan het vagabondeeren in Rome", schreef Elizabeth eens aan de uitgever van haar man.

In weerwil van al die reizen zag Couperus toch nog te weinig zijn grote liefde Giulio Lodomez, die volgens Couperus-biograaf Frédéric Bastet vrijwel zeker model heeft gestaan voor Orlando in de gelijknamige verhalen. Giulio had hij gedurende de zomer van 1906 in Italië ontmoet: ‘Het was eene vriendschap, dadelijk en durend. Ik zal zijn eersten handdruk nooit vergeten. Wij voelden, samen, dat wij die hadden gemist, alle die jaren, nu wij elkaar slechts laat mochten ontmoeten. Maar ik zal ook zijn eersten glimlach nooit vergeten ... Zijn glimlach, om mij’ en later: ‘hij is ver, maar ik voel zijn krachtige liefde om mij heen, als een warme stroom.’

Couperus heeft in die 10 jaar die hij in Nice heeft doorgebracht de tijden zien veranderen. De uitgelatenheid van rond de eeuwwisseling was tanende: "Iedere winter wordt het minder rijk, minder elegant. Iederen winter democratizeert Nice een beetje meer. Het is niet meer de plaats der woeste elegances, der baroque, coûteuze dolheden van Russische prinsen en Amerikaanse milliardaires: het wordt langzamerhand meer en meer een stad van kleine vreedzame renteniers."

Toch heeft Couperus uit geldgebrek nog getracht een graantje mee te pikken van het toerisme. In 1908 verhuisde het echtpaar naar de Villa Tersling aan de toenmalige Avenue Beaulieu, een zijstraat van wat nu de belangrijkste winkelstraat van Nice is. Daar begonnen ze een familiepension, in stijl uiteraard.
Maar Nice beviel hem steeds minder. Hij mopperde hoe het toeristisch werd uitgeknepen als een citroen en dat hoge nieuwbouw hem de zon ontnam. Bovendien ging hij zich steeds meer ergeren aan de Fransen: ‘Ik ken geen volk zoo egoïst als de Fransen. Het is de moderne blik en de moderne mondtrek van den chauffeur, van den man, die, de hand aan zijn volant, zijn auto de wegen over doet snorren, met geen andere gedachte, dan dat hijzèlve er komt’; het Franse karakter zoals hij dat had leren kennen in Nice was ‘koud, hard, wreed, nauwelijks beleefd: het egoïsme met de chauffeursfyzionomie.’
Daar konden ze het mee doen. En toen het decemberweer in 1910 troosteloos was, de Promenade druipnat en de Méditerranée een ‘Modderzee der Melancholie’, hield Couperus Nice voor gezien. De inboedel werd weer eens opgeslagen. En 250 kilo bagage vergezelde hen naar het lonkende Italië, naar Siena en Rome voor de rest van de winter, en naar Genève voor de zomer. En het daaropvolgende winterseizoen weer Florence, Sicilië, Napels en Venetië, enzovoort. En altijd waren er wel ergens beelden van ‘slanke knaap-athleten’ of gespierde worstelaars te bewonderen.

De impressies van "Louis Couperus en Nice" maken dat je meer wilt weten van z’n levensverhaal, van zijn innerlijke roerselen, en ook van die van Elizabeth. Vele fragmenten van die levens zijn bewaard gebleven en nieuwe zullen wellicht nog worden ontdekt: foto’s, brieven, nieuwe feiten en vermoedens. En sinds vorig jaar is er dus een museum, eigenlijk nog te klein voor zulke volle mensenlevens. Gelukkig sudderen er plannen voor uitbreiding.

En Couperus ? Couperus zag in 1921 Nice nog één keer, vanaf de boot, via Genua wederom op reis naar Nederlands-Indië. Ach Nice, daar sprak die Oudheid niet tot hem, Nice reikte niet verder dan ‘den dag van heden, aan het genot van heden, aan de gezondheid van van daag, en de speelwinst van van middag, als ge u aan de roulette zet’ .


Dit artikel werd geschreven n.a.v.:
de expositie in 1996 over 'de jaren van Louis Couperus in Nice' in het Louis Couperus Museum, Javastraat 17, 2585 AB Den Haag. Tel. & fax: 070-364 06 53
en
het verschijnen van het derde Couperus Cahier:
Een Witte Stad Van Weelde. Louis Couperus en Nice (1900 - 1910)
geschreven door Caroline de Westenholz, 1996.

De 'Cahiers' zijn een uitgave van het Louis Couperus Genootschap, Postbus 11637, 2502 AP Den Haag.


© 1997, Ger Verhoeve.

Voor reacties, bijdragen en informatie: Ger Verhoeve

Terug naar de hoofdpagina van
'de Franse Verleiding'