'de Franse Verleiding' |
Nederlanders in 't Zuidfranse.
|
De jaren van Louis en Elizabeth Couperus in Nice door Ger Verhoeve
Buiten is het kil, en grijs, en
mistig. Binnen, in het Louis Couperus-museum aan de Haagse Javastraat,
biedt een kleine expositie onverwachte impressies van de jaren die de
schrijver van o.a. ‘De boeken der kleine zielen’, ‘De stille kracht’ en
‘Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan ...’ aan het begin van
deze eeuw doorbracht in Nice. Daar ontsnapte hij aan de winterse kilte en
grauwheid van het Haagsche.
"Ach, hij was getrouwd ! Wisten jullie
dat ? Kijk ! Elizabeth Couperus !". Ook de andere dames van het
leesgroepje - ze lezen gezamenlijk Eline Vere - bestuderen nu de met glas
afgeschermde inhoud van de wandkast tussen de twee kamers-en-suite waar
het museum vooralsnog uit bestaat. Voor mensen die weinig weten van Couperus - was hij niet Haagsch
portretteur van ‘zwakke zenuwgestellen’, een pedanterik en in weerwil van
‘t huwelijk met Elizabeth worstelend met zijn homosexualiteit ? - biedt
het bescheiden museum verrassende aanknopingspunten om gefascineerd te
raken door deze fin / début du siècle-figuur. Was 't
noodlot of eigenlijk toch toeval dat verklaart dat Louis en Elizabeth
Couperus zich in Nice vestigden, want eigenlijk was Couperus meer verrukt
van Italië waar het minste landschap dichterlijker en fabuleuzer zou zijn
"dan geheel deze boord van witte hotels onder intens blauwe lucht, aan
intens blauwe zee, tusschen enkele schrale palmen." In het derde Couperus Cahier dat de kleine tentoonstelling begeleidt,
doet Caroline de Westenholz onderhoudend verslag van haar speurtocht naar
sporen van Couperus in Nice. Door oude plattegronden en gidsen van de stad
goed te bestuderen wist ze onder andere de ‘Villa Jules’ te lokaliseren.
Het zelfs voor sobere Hollanders weinig opvallende huis, in een voor Nice
karakteristieke Italiaans-Franse overgangsstijl, lijkt ook nu nog in de
oorspronkelijke staat. Alleen de tuin is inmiddels goeddeels opgeofferd
aan een patisserie.
In
‘Legenden van de blauwe kust’ omschreef de ‘beroepsflaneur’ Louis Couperus
de Promenade des Anglais in Nice als ‘zoo een interessante samenklontering
van menschelijke ondeugd en zonde ( - ), dat onze artiestezielen tevreden
zijn’. Voor Couperus was het weer in Nice zalig, schitterde de zuurstof er
als gouden atomen in de blauwe lucht en goot de zon een gouden douche
neer. Toch was Couperus ook in Nice weinig honkvast. ‘t Enige vaste was
zijn adres, de Villa Jules. Van daaruit ondernamen hij en zijn vrouw
talloze reizen. De zomers werden veelal elders doorgebracht: in Wiesbaden,
Venetië, Florence, Siena, Zermatt, Napels, en ook Nederland werd af en toe
aangedaan. Maar gedurende het winterseizoen gingen Louis en Elizabeth ook
regelmatig op reis, naar Rome bijvoorbeeld. ‘t Leek wel alsof ze in een
comfortabele Mercedes voortdurend over Europa’s snelwegen zoefden. Maar ‘t
ging allemaal per trein, per koets, per boot en later, voor een enkel
uitstapje, per automobiel, ‘in onzen van zelf rollenden sprookjeswagen’.
En meestal gingen ze samen, maar soms nam een ander de plaats van
Elizabeth in, zoals zijn vriend Johan Ram. Of Couperus trok er alleen op
uit: "Mijn man is een beetje aan het vagabondeeren in Rome", schreef
Elizabeth eens aan de uitgever van haar man.
In weerwil van al die reizen zag Couperus toch nog te weinig zijn grote
liefde Giulio Lodomez, die volgens Couperus-biograaf Frédéric Bastet
vrijwel zeker model heeft gestaan voor Orlando in de gelijknamige
verhalen. Giulio had hij gedurende de zomer van 1906 in Italië ontmoet:
‘Het was eene vriendschap, dadelijk en durend. Ik zal zijn eersten
handdruk nooit vergeten. Wij voelden, samen, dat wij die hadden gemist,
alle die jaren, nu wij elkaar slechts laat mochten ontmoeten. Maar ik zal
ook zijn eersten glimlach nooit vergeten ... Zijn glimlach, om mij’ en
later: ‘hij is ver, maar ik voel zijn krachtige liefde om mij heen, als
een warme stroom.’
Couperus
heeft in die 10 jaar die hij in Nice heeft doorgebracht de tijden zien
veranderen. De uitgelatenheid van rond de eeuwwisseling was tanende:
"Iedere winter wordt het minder rijk, minder elegant. Iederen winter
democratizeert Nice een beetje meer. Het is niet meer de plaats der woeste
elegances, der baroque, coûteuze dolheden van Russische prinsen en
Amerikaanse milliardaires: het wordt langzamerhand meer en meer een stad
van kleine vreedzame renteniers."
Toch heeft Couperus uit geldgebrek nog getracht een graantje mee te
pikken van het toerisme. In 1908 verhuisde het echtpaar naar de Villa
Tersling aan de toenmalige Avenue Beaulieu, een zijstraat van wat nu de
belangrijkste winkelstraat van Nice is. Daar begonnen ze een
familiepension, in stijl uiteraard. De impressies van "Louis Couperus en Nice" maken dat je meer wilt weten
van z’n levensverhaal, van zijn innerlijke roerselen, en ook van die van
Elizabeth. Vele fragmenten van die levens zijn bewaard gebleven en nieuwe
zullen wellicht nog worden ontdekt: foto’s, brieven, nieuwe feiten en
vermoedens. En sinds vorig jaar is er dus een museum, eigenlijk nog te
klein voor zulke volle mensenlevens. Gelukkig sudderen er plannen voor
uitbreiding.
En Couperus
? Couperus zag in 1921 Nice nog één keer, vanaf de boot, via Genua wederom
op reis naar Nederlands-Indië. Ach Nice, daar sprak die Oudheid niet tot
hem, Nice reikte niet verder dan ‘den dag van heden, aan het genot van
heden, aan de gezondheid van van daag, en de speelwinst van van middag,
als ge u aan de roulette zet’ .
|
Dit artikel werd geschreven n.a.v.: de expositie in 1996 over 'de jaren van Louis Couperus in Nice' in het Louis Couperus Museum, Javastraat 17, 2585 AB Den Haag. Tel. & fax: 070-364 06 53 en het verschijnen van het derde Couperus Cahier: Een Witte Stad Van Weelde. Louis Couperus en Nice (1900 - 1910) geschreven door Caroline de Westenholz, 1996. De 'Cahiers' zijn een uitgave van het Louis Couperus Genootschap, Postbus 11637, 2502 AP Den Haag.
© 1997, Ger Verhoeve.
Voor reacties,
bijdragen en informatie: Ger Verhoeve
|