'de Franse Verleiding' |
Nederlanders op reis naar het zuiden |
|
Ger Verhoeve In het buitenland letten de meeste
Nederlanders onwillekeurig op tekenen van Hollandse presentie. Dat betreft
dan veelal uithangborden of neon-reclames. Zij zouden er , voor de
verandering, eens goed aan doen in Parijs het imposante Panthéon binnen te
lopen en af te dalen in de crypte. En, eenmaal weer thuis, ook eens in
Kampen de Bovenkerk te bezichtigen. Verrassend genoeg zijn die twee
plekken historisch met elkaar verbonden. "En principe, ils sont tous dans le crypte", zegt de innemende
Parisienne in het museumwinkeltje van het Panthéon gedecideerd: "in
principe liggen ze allemaal beneden in de crypte", en ze zwaait haar arm
met een weids gebaar richting achterzijde van de imposante ruimte. De naam
zegt haar duidelijk niets, maar als ik haar zijn pagina in het zojuist
aangeschafte museumgidsje voorhou dan moet hij er ongetwijfeld tussen
liggen, zo lijkt ze te redeneren.
Na een kleine rotonde rechtsaf en dan weer links, ligt grafkamer nummer IV. Naast de toegang staan vier namen gebeiteld: drie Franse grootheden en Jean-Guillaume de Winter, Jan Willem dus. En net als bij alle andere 'groten' staat ook bij zijn naam een toelichting: 23 maart 1761 / 2 juni 1812.
Duizenden patriotten moesten naar het buitenland vluchten vanwege de wraakzuchtige Oranje-stemming die was ontstaan en velen kwamen uiteindelijk terecht in Noord-Frankrijk. Daar leefden ze jarenlang in ballingschap om pas in 1795 met Franse troepen terug te keren en de Republiek te bevrijden van patriciërs en regenten en een oprechte 'Bataafse Republiek' te stichten. Althans, dat was de bedoeling. Zo ook van de in Kampen geboren Jan Willem de Winter. 't Moet een rondborstige, weinig diplomatieke man zijn geweest, niet echt een groot militair talent, maar wel moedig èn bovendien een uitstekend organisator. Als overtuigd republikein en vrijmetselaar maakte hij zijn glanzende carrière.
Tijdens de hoogtijdagen van de Napoleontische macht, vlak voordat Napoleon z'n ondergang bij Moskou tegemoet zou lopen, werd De Winter ernstig ziek en moest hij zijn opperbevel overdragen aan admiraal Ver Huell. Op 1 juni 1812 overleed hij te Parijs.
"De lykstaatsie", zo meldde op 18 juni 1812 het in het Frans en Nederlands gestelde Staatkundig dagblad van het departement der monden van den Yssel, "zoo ontzagverwekkend als talryk, bestond uit onderscheiden ministers en andere voorname beambten. Detachementen kavallerie en infanterie van de stedelyke garde, van de veteranen, van de jagers en van de eerste oproeping der nationale garde, openden den togt." Ook andere departementale dagbladen namen het artikel mee onder het kopje 'Fransch Keizerryk, Parys den 7 Juny'. Wat er in het Panthéon en de kranten niet bijstaat is dat De Winters
stoffelijke resten het hart ontberen. Dat merkwaardige verhaal staat
beschreven in het Algemeen Nederlandsch Familieblad uit 1885. Het begon
ermee, zo blijkt, dat in augustus 1813 ter nagedachtenis van de
hooggestegen plaatsgenoot in de Bovenkerk in Kampen een monumentje werd
geplaatst in de vorm van een roodmarmeren console.
Sedert 1812 zijn talrijke Nederlandse stadsbeschrijvingen, reisverslagen en toeristengidsen over Parijs verschenen. Toch ontbreekt daarin elk spoor van deze Nederlander die, geëerd met een laatste rustplaats in het Panthéon, de Franse onsterfelijkheid bereikte. Politieke correctheid werkt kennelijk lang door, want zo moet het gegaan zijn: na de 'installatie' van koning Willem I werden de patriotten lange tijd door de heersend elite neergezet als verraders van 'ons geliefd koningshuis en vaderland' en Parijs verketterd als ' 't Babel onzer dagen'. Jan Willem de Winter was ooit tè omstreden, werd lange tijd verzwegen en uiteindelijk vergeten.
Dit artikel verscheen eerder in gewijzigde vorm in Trouw. © Ger Verhoeve, 2018. Voor reacties, bijdragen en informatie: Ger Verhoeve |