'de Franse Verleiding' |
Nederlanders op reis naar het zuiden
|
1948 - 1993 door Jeannet Richel
|
Sinds een paar jaar woon ik in een klein dorpje in het Zuidwesten van Frankrijk. Dat heeft natuurlijk heel veel te maken met die bekende paplepel waarmee
alles wat Frans was bij mij werd ingegoten.
Elk jaar, van zolang als ik me kan herinneren tot het veel te vroege overlijden van mijn moeder in 1983, vertrokken mijn ouders met de trein voor een weekje Parijs. Die eerste jaren, vanaf mijn derde jaar zal het geweest zijn, dus in 1958, werd ik jaarlijks voor mijn vakantie bij mijn grootouders ondergebracht. De liefde van mijn ouders voor Frankrijk, maar vooral voor Parijs, gaat ver terug....
Juist nu merk ik aan den lijve hoe Frans mijn opvoeding was. Van jongs af aan genoot ik van boeken en films als Babar, Alleen op de wereld, Belle et
Sebastien, Zazi dans le metro en Le ballon rouge. Later kwam daar La rue du chat qui peche, Thierry la Fronde en Fanfan la Tulipe bij. Beauvoir, Sartre
en la Rive Gauche, Brassens, Brel en Ferré waren terugkerende onderwerpen bij ons thuis. Ik zong het allemaal feilloos mee, zelfs al begreep ik niet
altijd wat ik zong. Ook de Franse omgangsvormen wist mijn moeder feilloos in mijn opvoeding door te voeren. In de dagelijkse contacten met mijn Franse
vrienden hier merk ik hoeveel gemeenschappelijke achtergrond we hebben. Mijn latere verhuizen naar Frankrijk voelde echt als een thuiskomst!
Geld voor lange vakanties was er nooit dus bleef het altijd bij een karig weekje en pas op mijn 13e jaar, in 1968, mocht ik voor het eerst mee. Voor die tijd, was de redenatie, zou ik er toch niet veel plezier aan beleven. Al vroeg in de zomer begon mijn vader met het trainen van zijn wandelbenen, elke ochtend vertrok hij lopend naar zijn werk in het Tropenmuseum waar hij als portier werkte en ’s avonds weer lopend terug naar huis.
Ze gingen altijd in september en altijd met de trein via een georganiseerde half pensionreis. De Franse Toeristen Service, de FTS organiseerde jarenlamg
die reizen en het langdurige lidmaatschap van mijn vader leverde hem zelfs nog eens een bijna gratis reis op ... .
De week in Parijs zag er meestal precies hetzelfde uit, met een zeer vol programma. Père Lachaise moest in ieder geval bezocht worden en dan vooral de graven van Victor Noir, Max Ernst, Victor Wilde, Chopin en natuurlijk Edith Piaf. In het weekend ‘deden' we le Marché aux Puces, die immense Parijse vlooienmarkt bij la Porte de Clignancourt, en natuurlijk moest er uren gesnuffeld worden in de bakken met boeken bij de kleine boekwinkeltjes op de Rive Gauche en de bouquinisten langs de Seine. Dan (hooguit even) uitrusten op de Pont Neuf en dan maar snel weer verder.
Geen Eiffeltoren voor ons, ja ooit vroeger misschien voor Bob en Loes, zoals ik mijn ouders altijd noemde, maar geen koel glas op een terrasje of de
winkeletalages bekijken op de Champs-Elysées. De dagen werden gevuld met lopen,
lopen en nog eens lopen, een enkele keer als het echt niet anders kon met de metro. Oh, wat was het spannend als de toeter ging, om dan toch nog even
te rennen voor die zware metalen deur naar het perron dichtsloeg.
Het Franse eten, dààr moest mijn vader niets van hebben. Je zou natuurlijk verwachten dat hij ook deze mooie Franse gewoonte had overgenomen, en wat had mijn moeder dat graag gewild, maar helaas. Ook de Franse taal was hij niet echt machtig, en waarom zou hij ook, mijn moeder sprak het vloeiend, dus de noodzaak was er nooit. Maar hoe graag ze dat ook anders had gezien, ze kon mijn vader er niet van overtuigen en dus aten we elke avond in restaurant Luce een Nederlandse hap. Dit restaurant zat ergens in de buurt van Place Clichy en was door de reisorganisatie afgehuurd om de Nederlandse bezoekers niet te veel bloot te stellen aan het gevaarlijke Parijs. Daar hoorde je de verhalen van de andere reisgasten, over zakkenrollers en onbeschofte obers en dat koken met olijfolie gevaarlijk was voor de fragiele Nederlandse magen. Aan de excursies deden we nooit mee: een bezoek aan de Moulin Rouge als een groep makke schapen, met een veel te duur glas namaak bubbels, viel bij ons niet in de smaak.
Toen ik enkele jaren na het overlijden van mijn moeder voor het eerst met mijn zusje Martine en mijn vader en naar Parijs ging, kon ik wraak nemen.
Nu was ìk degene die Frans sprak, en voor mij was Parijs toen al synoniem aan een heerlijke lunch of een uitgebreide avondmaaltijd. Geen restaurant
Luce dus meer, en wat hebben we ervan genoten ...!
Die allereerste keer dat ik met mijn ouders in Parijs was, bezochten we onder andere ook nog Les Arènes de Lutèce. Het was een snikhete dag en dat
gaf die plek echt een buitenaards gevoel. La Cité des Fleurs, waarvan ik nog tot jaren daarna het gevoel had dat ik het slechts in een romantische
droom had meegemaakt. Pas nadat ik Kees van Kootens beschrijving van zìjn bezoek eraan las drong het tot me door dat dit paradijselijke plekje echt
bestond. Natuurlijk beklommen we la Butte en ik was ook betoverd door Père Lachaise. Maar het Louvre liet ik die keer aan me voorbijgaan.
Gezeten op een bankje in de tuin in de zon kreeg ik als jonge tiener alle aandacht van Franse mannen die je je maar wilt wensen. Het was een
vakantie die ik nooit zal vergeten!
Slechts één keer kreeg mijn moeder haar zin en ging de vakantie naar Italië, ze doen Sorrento en Napels en Pompeii aan, maar het jaar erna waren ze weer terug op hun vertrouwde bestemming.
Na mijn trouwen gingen we voor het eerst op vakantie naar…. de Lichtstad, maar nu wel op eigen gelegenheid. We kochten een treinticket en zochten op de
gok ter plekke onderdak. We vonden een sfeervol klein hotelletje in rue Gite le Coeur, net om de hoek van Boulevard St. Michel. Dit keer doen we wèl
de Eiffeltoren, de grote boulevards en de terrasjes en het graf van Jim Morrison op Père Lachaise, maar ons lage budget zal ons de das omdoen. Op de
avond voor ons vertrek dronken we ‘nog even’ een biertje op het terras van place St. Andre des Arts, het is gezellig dus we namen nog een tweede glas.
Ondertussen werd het later en later. Rond twaalven vroegen we om de rekening die de helft van onze, nog te betalen, hotelrekening besloeg. De toen nog
gebruikelijke girocheques waren ook al opgebruikt en de volgende ochtend kregen we in het postkantoor te horen dat geld overmaken vanuit Nederland zeker
wel drie dagen ging kosten. Dus besloten we het hotel uit te sluipen, om mijn ouders over enkele weken geld mee te geven om het hotel alsnog te betalen.
Maar helaas, deze waard kent zijn gasten en het lukte ons niet om met de koffer het pand te verlaten. Deze werd door de eigenaar, die nu vanzelfsprekend
een stuk minder vriendelijk was, in beslag genomen. Toen schoot mij een stukje uit onze reisgids *
Jaren later met mijn liefde Ruud stond vooral La France Gourmande op het programma. Elke dag lunchten we èn stond een avondmaaltijd op het programma. We voelden ons als een vis in het water en wisten meestal de gebruikelijke touristtraps te vermijden. We aten in een Joods restaurant en in een Libanees, bij Tonton en in de eerder genoemde reisgids vonden we een Russisch restaurant waar de eigenaar, zo werd het beschreven, als hij je mag, zich uitgebreid bemoeide met de keuze van je menu en je van alles en nog wat bleef opscheppen van het uitgebreide buffet d’entrées. Ook het befaamde en noodzakelijke afzakkertje in de vorm van een kruidenvodka (met slang) kregen we van hem aangeboden. Kennelijk vond hij ons wel erg aardig ... . Zelfs die ene keer dat we toch maar eens in de Rue Mouffetard gingen eten vonden we een leuk, niet al te duur restaurantje met veel Franse cliëntèle. Het zag er goed uit, maar de ober besteedde geen aandacht aan ons en zelfs, nadat we eindelijk konden bestellen, duurde het allemaal veel te lang. Bijna staan we op het punt om op te stappen als de ober op ons afkomt en met grote gebaren zijn excuses maakt. De fles wijn krijgen we van het huis en vanaf dat moment loop het allemaal op rolletjes, tot het moment van afrekenen….Nogmaals maakte de ober z’n excuses en wij zochten tevergeefs naar onze portemonnee die we dus kennelijk op de hotelkamer hadden laten liggen! De reactie van deze man was heel eenvoudig “nou dan komt u toch morgen even langs om te betalen”. Van ons aanbod om een paspoort achter te laten wilde hij niet weten en vanzelfsprekend waren wij de volgende dag weer aanwezig. Nu we hier permanent in Frankrijk wonen, moeten we ons paspoort in Parijs laten verlengen, daar gaat nog twee jaar overheen …. Het is veel te lang geleden dat we in Parijs waren en er zal heel veel veranderd zijn, maar het zal altijd ons Parijs blijven. *Neem nou Parijs, van Jacqueline Wesselius, 1977. Jeannet Richel, 2014. |
Voor reacties, bijdragen en informatie: info@defranseverleiding.nl |