Donderdag, 8 mei 2014.
MEDITERRAAN FONTCOUVERTE.
De dag begint met vroeg opstaan, wéér helaas, weer om zes uur. Ik ga met mijn ’s nachts boven in veiligheid gebrachte
laptop naar beneden, naar - net zoals overige Fransen in eenvoudige behuizing zeggen - le séjour, mijn séjour, mijn dagverblijf. In dit geval
is het in een leefkeuken veranderde bakkerswinkeltje van vroeger.
Twee leren fauteuils voor een losse gietijzeren Godin-Colonial houthaard geplaatst, een ronde hangoortafel met vier Thonet-stoelen, een losse en een ingebouwde
keukenkast en tegen de
achterwand het simpele afwas-, koel-, koffiezet-, toaster- en kookgebeuren, in die volgorde. Tezamen vormt het een combinatie van letterlijk steenoud en
hedendaags nieuw.
Ook staat er een hoog draairek op wieltjes waar ik tal van oude reisfolders, kaarten, gidsjes en boekjes in heb gestoken; van een fraai gekleurde
Syndicat d’Initiative-brochure van Antibes uit de twintiger jaren van de vorige eeuw tot bijvoorbeeld ‘La Société du Spectacle’ van
Guy Debord uit 1967, ook inmiddels uit de vorige eeuw.
Het is doodstil in het kleine Fontcouverte en niet omdat het ’s morgens vroeg is. Het is eigenlijk altijd stil in het dorp en op mijn pleintje voor het huis,
behalve als er een tractor langskomt met een daaraan gehangen giftank. Dat komt vaak langs, want de meeste Franse wijnboeren zijn immers gifboeren.
EEN ONZICHTBARE LIJN.
Ik zet koffie, start mijn laptop, check mijn email, loop de Nederlandse en Franse kranten na en dwaal middels Google af richting Saskia Sassen, een sociologe van
Nederlandse afkomst, in Brazilië opgegroeid en inmiddels een waarachtig kosmopoliet. Waarom Saskia Sassen?
In Le Monde had ik anderhalve week geleden een
intrigerend interview met haar gelezen over de gang van de wereld. Daarin zegt ze ondermeer: “J’ai le sentiment que ces dernières années, nous avons franchi une
ligne invisible, comme si nous étions passés de l’autre côté de ‘quelque chose’. " In gewoon Nederlands: “Ik heb het gevoel dat we de laatste jaren een onzichtbare
lijn zijn gepasseerd, alsof we aan de andere kant van ‘een iets’ zijn beland.”
Ik heb dat gevoel ook, eigenlijk al jaren. Het interview met haar werd afgenomen naar
aanleiding van het verschijnen van haar ‘Expulsions. Brutality and complexity in the global economy’. Omdat ik zo veel herkende in
de woorden van Saskia Sassen had ik meteen het boek besteld via Amazon,helaas.In een straal van 1000 km. van hier valt dat boek niet te vinden.
En waarom helaas Amazon? Omdat bij flitsend en ooit crashend Amazon slechte arbeidsomstandigheden schijnen te heersen.
De volgende nieuw-boek-bestelling zal in ieder geval gaan via www.athenaeum.nl. Dan maar hogere verzendkosten, maar dan moeten die Amazon-arbeiders
wel opkomen voor redelijke arbeidsvoorwaarden. Zo lang ik kan, steun ik ze. Of er is een omslag nodig. Verbind je dan met je lokale of regionale boekhandel.
Enfin, een heel studieveld voor marketingjongens-en meisjes. En ik denk dat de stand van vandaag niet de stand van morgen zal zijn. Safe Atheneaum in Amsterdam!
De omslag van het snel ontvangen boek verbeeldt trouwens op frappante
wijze die 'onzichtbare lijn' en dat 'iets': je weet niet wat je mag zien in de afbeelding .... graphic design pur sang in ons Babylon.
De laatste maanden heb ik geleidelijk aan mijn oude studie politieke wetenschappen weer opgepakt. Zo liggen nog steeds ‘Le capital au XXIe siècle’ van
Thomas Piketty uit 2013 èn ‘Plutocrates - The Rise of the New Global Super-Rich’ van Christia Freeland uit 2012 op de antieke zwarte turfbak naast de
haard. Van de dikke Piketty-pil heb ik gelukkig nu ook een dunne ‘Executive Summary’. Maar zelfs die samenvatting laat ik voor gezien. Het vormt 'oud voer', een déjà
vue, met statistieken onderbouwd, dat wel. Alsof er iets te bewijzen viel. Het is troosteloos waar te nemen dat Piketty's werk zo'n opzien baart: alsof de
heersende leugen nog een ontkrachting nodig heeft.
Ik hou het bij de woorden van de Britse historicus Eric Hobsbawn, breed gesteld en ook vandaag nog inzichtelijk en zwart-op-wit verkrijgbaar.
Tijdens de vroege ochtend kijk en luister ik op YouTube naar een voordracht van Saskia Sassen (YouTube-link toevoegen). Fascinerend, maar ik moet niet overdrijven.
Sassen zegt en benoemd aspecten, tastend - dat is waar, ze benoemd die niets ontziende kapitaalbeluste vloedgolf
waar onze 'Westerse' samenleving aan bloot staat tastenderwijs.
Zij neemt, ik neem waar en denk mee.
FEESTDAG.
Mijn buurhond Bobi is zoals gewoonlijk inmiddels trouw langs gekomen om me goedemorgen te wensen en mijn liefde voor hem in ontvangst te nemen.
Ik vergeet natuurlijk niet zijn liefde voor mij. Het is een opmerkelijk lief beest. Met zijn sporadische geblaf spreekt hij tegen me.
Hij roert zijn staartje, hij slaapt soms aan mijn voeteneinde en durft soms te komen bedelen als er gegeten wordt. Ik geloof dat Bobi zelf denkt dat hij zich
dan op de rand begeeft, ook al is het natuurlijk.
De zonnige dag is inmiddels
lang en breed aangebroken en daarmee de achtste mei, een nationale feestdag in Frankrijk. Zo heb ik vanochtend bij het oorlogsmonumentje bloemen gelegd. Het gebaar deed me
denken aan de eerste keer in mijn leven dat ik op bevrijdingsdag een Nederlandse vlag aan mijn Amsterdamse balkonnetje bevestigde. Ik was toen inmiddels rond de
45 en die wapperende vlag was voor mij een daad van persoonlijke bevrijding; de Tweede Wereldoorlog was in mijn gezin altijd beladen. Ik was ‘schuldig geboren’.
In Europa betekent 8 mei het einde van de Tweede Wereldoorlog, de dag van de totale capitulatie van Duitsland na haar ‘totalem Krieg’ en dat wordt nagenoeg overal
in de Unie op die dag gevierd, zeker in Frankrijk. Maar Nederland houdt het feestje nog steeds lekker voor zich zelf. Op 5 mei, niet op 8 zoals elders. Het is in de
polders en op de iets hoger gelegen zandgronden nog steeds zoeken naar een gedeelde Europese identiteit. Tja, het Euro-songfestival dringt al sinds mensenheugenis
door tot de huiskamers, maar zelfs dat wordt nu door ruim 90% van de Nederlanders afgedaan als ‘erger-tv’.
BLEU - BLANC - ROUGE.
8 mei dus, het is prachtig weer in het eeuwenoude Fontcouverte, zo’n dertig kilometer gelegen van de mediterrane zandstranden en 70 meter boven de zeespiegel. De
optocht vanaf de mairie naar het monumentje, met twee vaandeldragers, de burgemeester met sjerp en twee reusachtige bloemstukken voorop duurt kort, maar met al dat
felle bleu-blanc-rouge en de vele meelopende dorpelingen indrukwekkend voor zo’n klein dorp. Fontcouverte, gelegen halverwege Narbonne en Carcassonne, telt
slechts zo’n 500 inwoners en de optocht hoeft maar links, rechts, geleidelijk omhoog, langs de klaterende fontein, over het belommerde pleintje, weer links af en
dan tot aan het monumentje onder bomen met verse voorjaarsgroen.
Aan weerszijden staat op een hoge stok een bleu-blanc-rouge schildje met in goud ‘RF’, République Française. Vijf Franse vlaggetjes wapperen bovenop en er staat
een luidsprekerbox; de eenvoudige ceremonie is ’s ochtends goed voorbereid. De vaandeldragers posteren zich ieder aan één kant van het monumentje, hun vlaggen
zakken voor een moment en gaan weer omhoog. De twee bloemstukken met fleurige linten worden aan de voet van het bouwsel gelegd, ‘La Commune de Fontcouverte à ses
enfants morts au champ d’honneur’. Voor ’39-’45 staan er drie namen gebeiteld, voor ’14-’18, nog steeds in Frankrijk ‘la Grande Guerre’, zestien.
Kan ik nu ook mijn bloemen neerleggen? Ik ben onder het publiek de enige met eigen bloemen. Wat moet ik doen? Ik schat in dat mijn beurt nog niet gekomen is,
het zou indiscreet kunnen overkomen, ook al zou ik het gekscherende excuus te berde kunnen brengen dat ik de bloemen aandraag uit naam van een vreemde
‘mogendheid’ dat overigens als eerste koning ooit een Fransman had en vervolgens zelfs onderdeel uitmaakte van het Franse keizerrijk.
L’EUROPE?
De Conseil Municipal, de gemeenteraad, stelt zich eendrachtig op voor een groepsfoto en vervolgens neemt het jongste gemeenteraadslid het woord en leest de
nationaal verspreide herdenkingstekst voor die afkomstig is van één of ander ministerie waar de oud-strijders onder vallen. Het is niet meer dan een A-4-tje en
de bewoording kan iedereen zich voorstellen. Dan volgt tenslotte de burgemeester met ook een A-viertje, eveneens nationaal verspreid. Goed bedoeld ook, maar obligaat.
Uit de luidspreker klinkt vervolgens de Marseillaise: “Allons enfant de la patrie, à nous la gloire est arrivée.” Over de huidige stand van zaken in Europa en in haar de Europese Unie wordt geen woord gerept.
Negenenzestig jaar na de Duitse capitulatie, na het likken der wonden, na het op gang komen van de Europese integratie met als resultante een volstrekt mistige
politieke structuur, die de Europese Unie heet te zijn, is de Schwung eruit, zelfs met nieuwe Europese verkiezingen over een paar weken in het vooruitzicht.
Politiek-cultureel is men in West-, Centraal- en Oost-Europa het spoor veelal volledig bijster, zeker in West-Europa. Moeten we terug naar een simpele
vrijhandelszone met wat grensoverschrijdende samenwerking of rommelen we door naar een federalistisch Verenigde Staten van Europa? Onderhuids en bovenhuids
borrelt en stoomt dat In Frankrijk nog wat meer dan in Nederland.
OF GLOBAL FINANCE?
Zo speelt in Frankrijk de laatste weken de kwestie Alstom, het Gallisch industriële conglomeraat van de
turbines en de TGV bijvoorbeeld. Het Amerikaanse General Electric wil het conglomeraat inlijven, in ieder geval de energie-poot. Amerikanen! De andere optie is
Europees: een overname door het Duitse Siemens, maar dat gaat in Frankrijk wegens de overlappingen veel banen kosten vermoedt men. Ook ontvouwen zich de perikelen
omtrent een mogelijke fusie tussen de Franse reclame- en marketingreus Publicis en het Amerikaanse Omnicom. Hier gaat het ook om de uiteindelijke macht, ook al is alvast
aangekondigd dat de nieuwe combinatie zich juridisch in Amsterdam zou vestigen en fiscaal in Londen … . Bestaat die optie ook voor een gewone burger?
Wat zijn de sentimenten?
Éen.
De zoveelste teloorgang van een industrieel ‘fleuron français’, een Franse industriële parel.
Twee.
De mogelijkheid van een omvattende Amerikaanse hegemonie.
Drie.
De bevestiging van de Duitse overheersing van ‘la douce France’ en …
Vier.
Het verdampen in een beslissende, maar ongecontroleerde en ongrijpbare globalisering; een emotionele en mentale stap waar menigeen in Frankrijk maar
ook daarbuiten over struikelt en niet zelden verdwaasd achterlaat.
Wat blijft er over van onze ‘oude wereld’, van onze eigenheid? Gaat het allemaal niet iets te snel? Gaan we hiermee niet een stap te ver? Wat blijft er over van
onze beschutting?
De Nederlandse toerist in Frankrijk trekt heerlijk zijn short aan, koop een baguette en croissant, koestert zich in de zon en neemt in de loop van de middag al een
wijntje. Het oude Frankrijk, ’la France éternelle’, biedt voor drie of vier weken vakantie een betrekkelijke onveranderlijkheid, zo vertrouwd en zo geruststellend,
ook al zie je hinderlijke barsten en scheurtjes in die als van nature conserverende glasstolp. Maar ach, voor een
Nederlander is het Franse land zo uitgestrekt en zo afwisselend, daarin wegvluchtend, wegzinkend, kan nog steeds.
Daaraan denk ik allemaal bij dat oorlogsmonumentje in mijn mooie dorp. Aan Frankrijk, aan het merendeels zo wonderbaarlijk vlakke Nederland ook, aan de oorlogen,
aan Europa, de toekomst, mijn toekomst, aan the global economy en aan die mistige wereld van een waarschijnlijk bijna alles medebepalende ‘global finance’.
CANAL DU MIDI.
’s Middags maak ik op deze feestdag met Perry – hij logeert voor een paar weken bij me - een tochtje door de wijngaarden richting het gehucht Le Somail
aan het Canal du Midi. Het blad aan de de wijnstronken, die zo heerlijk brandende ‘souches’, is van een zo’n prachtig fris groen dat ik het als even rijk ervaar
als foie gras op een zilveren schaal of als de fleurige Hollandse bollenvelden. Het is moeilijk uit te leggen, die pracht. En mijn getaande liefde voor Frankrijk veert
weer op.
Het Canal du Midi loopt vanaf de Middellandse Zee paralellel aan de Pyreneeën westwaarts richting zonsondergang. Het oostelijke beginpunt ligt bij het onder
Nederlanders zo populaire mediterrane Agde, ook al strijden Marseillan en Sète eveneens om die eer, maar in die contreien verwatert het verhaal van het kanaal
letterlijk. Westelijk eindigt het in de rivier de Garonne bij de Europese Airbus-stad Toulouse, maar vanaf daar kan men doorvaren tot aan en in de
Atlantische Oceaan bij Bordeaux.
Het kanaal werd vanaf 1667 gegraven en opgeworpen, vele prachtige stenen bruggen werden gemetseld en hier en daar een sluis geconstrueerd. Er waren jaren dat er
in november, na de druivenoogst, wel bijna 10.000 mannen en vrouwen aan werkten. Je zou wensen dat ‘Europa’ in staat zou zijn heden ten dage zulke ‘grands travaux’
aan te durven, er is immers nog zat te doen. De wereld is per definitie niet klaar.
CRISIS, STAGNATIE, RECESSIE OF REGRESSIE?
Zo heb ik eens ergens gelezen dat het kanaal niet alleen werd aangelegd om het Iberisch schiereiland de pas af te snijden, maar ook om de piraterij in de
Middellandse Zee te ontwijken. Een groots werk dus voor die zeventiende eeuw, zo groot of misschien nog wel groter dan de Deltawerken van de twintigste. Wat een
inzicht, wat een lef en wat een doorzettingsvermogen en ik denk aan mijn Europa van nu. Neem de Europese massawerkeloosheid, neem de toenemende
vermogensongelijkheid en neem nu eens het groeiende aantal Europese burgers dat maandelijks niet meer rondkomt! En zo is er nog veel meer te noemen. Doe iets,
doe wat meer dan bakkeleien over uniforme stekkers en in die glanzende Europa-dozen in Bruxelles autistische machtspelletjes spelen en met dossiers te schuiven!
Dat is al jaren aan de gang, decennia, en om de vijf jaar hoort de 'Europese' kiezer weer van Europa-commissarissen, politici en hoge ambtenaren voor de zoveelste
keer dat het nu echt anders moet ... .
Gedverderrie, wat verontrustend toch en wat een gebrek aan wil en capaciteit!
Zorg er voor dat de Europese Unie democratisch wordt en doorzichtig, zorg er voor dat mensen leuk -
“Werk is niet leuk”, zei mijn vader altijd – dan wel interessant, dan wel zinvol werk hebben, en in positieve zin meer omvattend dan alleen maar een afpeigeren
voor dat vermoede, dat ogenschijnlijk diffuse ‘global finance’ met haar plutocraten en oligarchen. Zorg er voor dat kinderen en jonge mensen hun talenten
kunnen ontplooien en niet gevangen zitten in hun afkomst. We hebben inmiddels bijna allemaal mobieltjes, maar de sociale mobiliteit is weer afgenomen.
Een Fransman zei laatst verontwaardigd tegen me toen ik stelde dat Frankrijk stagneerde: “Stagnation, Monsieur?! Non, c’est la régression!” Vertaal dat eens naar
Europa, voor een tè groot aantal van haar burgers tenminste, het is niet moeilijk.
‘REIZE DOOR FRANKRIJK IN GEMEENZAME BRIEVEN’.
Hoe dan ook, in 1683 werd het Canal du Midi geopend voor de reguliere vaart. En in de negentiende eeuw volgde nog het Canal
Latéral à la Garonne, een kanaal paralellel aan die soms woelige rivier. Zo kwam het Canal des Deux Mers tot stand, net zoals aan het einde van de twintigste eeuw
l’Autoroute des Deux Mers, nu waarschijnlijk nog in Franse kapitaalshanden, maar hoe dan ook verankerd op Franse bodem. Die autoroute zal nog wel even vlak langs
Fontcouverte lopen. Très convénient!
Op het terrasje aan het Canal du Midi ben ik niet bij de tijd, daar niet alleen overigens. Geen smartphone bij me, ook geen laptop of tablet en natuurlijk geen mobiel
papieren archief. Maar als ik één van de vier wel bij me had gehad dan had ik de woorden van ene Adriaan van der Willigen uit 1805 digitaal of gedrukt kunnen
opslaan. De later als bekend geworden eerste Nederlandse kunsthistoricus had, als één van die zeldzame Hollanders in die tijd, een jarenlange reis gemaakt naar
Parijs en ook door verschillende streken van Frankrijk. Zo schreef hij het nog steeds zeer leesbare en soms vermakelijke
(http) ‘Parijs in den aanvang van de negentiende eeuw’ (1806 – 1807). Het ligt te pronken in mijn bijna affe museumpje gewijd aan ‘de Franse verleiding’.
(BEELD – overzichtsfoto museumzaaltje) Daarin toon en vertel ik aan de hand van talloze documenten de geschiedenis van het reizen en het toerisme in Frankrijk.
Van der Willigen schreef ook (http) ‘Reize door Frankrijk, in gemeenzame brieven, aan den uitgever’ (1805). En een paar uur later, eenmaal weer thuis, zoek ik
dat laatst genoemde werk in mijn archief op en lees:
“Te Castelnaudary, 4½ post van Carcassonne, en waar men ook van paarden verwisselt, vertoefde de wagen een poosje, om ons de tijd te geven tot ontbijten;
intusschen ging ik de kom (le bassin), van de vaart van Languedoc, die hier digt bij ligt, bezigtigen. Het is een vrij groot water, en dat boven op een
hoogte, want dit is het hoogste gedeelte van de vaart van Languedoc tusschen de twee zeeën; men heeft ‘er daarom de verzamelplaats gemaakt van al het water,
dat men rondom heeft kunnen opvangen, en dat uit den grooten vijver (reservoir) van St. Terriol, ook hier omstreeks liggende, in deze kom, die men le
bassin de Naurouze noemt, gebragt wordt; vanwaar het vervolgens doorsluizen aan den eenen kant in de vaart, naar de Garonne, en vervolgens naar den Oceäan,
en aan den anderen kant naar de Middelllandsche Zee loopt; deze weg werd aangewezen door een bron, die op deze hoogte ontsprong, en waar van het water ook
Oost en West liep. Deze kom levert hier een aardig en gansch niet onaangenaam gezigt op; ik zag ‘er verscheidene schuitjes inliggen, in den smaak van onze
trekschuiten, waarvan men, in den tijd als de vaart open is, gebruik maakt, om naar omliggende plaatsen te varen. Het is wel der moeite waardig, om dit te
regt beroemde waterwerk naauwkeurig optenemen, doch mijn reisbestek liet het niet toe.”
KANALEN EN WATER.
De patriot Van der Willigen, wiens reisverslagen dus inmiddels op het internet integraal geraadpleegd kunnen worden, beschreef in bovenstaande passage een voor
Hollanders toch wel opmerkelijk verschijnsel. Want is het in Nederland de kunst om het water uit de sloten en kanalen te pompen, voor het Canal du Midi gold en
geldt nog steeds de opgaaf om water juist ìn het kanaal te krijgen. Het was de geniale projectontwikkelaar avant la lettre Paul Riquet
(BEELD _ foto standbeeld Riquet) die daar de oplossing voor had bedacht en hij kreeg van de Zonnekoning, Louis XIV, toestemming om het immense project
te verwezenlijken.
Perry en ik lunchen in Le Somail bij het Comptoir Nature aan de rand van het betrekkelijk smalle kanaal, het is inderdaad meer een vaart zoals Van der
Willigen het noemde, zeker in vergelijk met bijvoorbeeld het Amsterdam-Rijnkanaal. We zitten onder een plataan en met dat type boom is bijna het hele kanaal
aan weerszijden romantisch afgezet. Het lot van die reusachtige platanen is overigens triest genoeg bezegeld. Een ziekte rukt op en al die karakteristieke bomen
moeten worden gekapt, over de hele lengte van het door de UNESCO tot werelderfgoed uitgeroepen kanaal. Weg de lommerrijke beschutting voor al die vakantiegangers
op hun polyester house-boats als die mediterrane koperen ploert aan de ’s zomers meestal intens blauwe hemel staat.
CHARLES DE GAULLE, KONRAD ADENAUER EN COLOMBEY-LES-DEUX-ÉGLISES.
Na de lunch betaal ik met mijn credit card, maar leg ook een twee euro-muntstuk als fooi op de bon, niet alleen tegen de wind, maar ook omdat de bedienende jongen vriendelijk
is en ongetwijfeld niet veel voor zijn werk opstrijkt in dit op twee na armste departement van Frankrijk. Dan kijk ik goed naar het muntstuk, altijd toch nog een
beetje benieuwd waar die vandaan komt. En waarachtig, kop of munt, en het is kop, nee, eigenlijk koppen: van Charles de Gaulle en Konrad Adenauer samen, met boven
en onder de teksten ‘Traité de l’Élysée’ en ‘Élysée-Vertrag’.
Aan het Canal du Midi pijnig ik mijn brein af.
Het Élysée-verdrag. Ik zou het moeten weten, want tijdens mijn studie politieke wetenschappen en internationale betrekkingen werd er veel aandacht besteed aan de
Europese integratie. Achteraf glimlach ik meewarig over de toen heersende invalshoek die gedicteerd werd door veelal marxistisch geïnspireerde docent-onderzoekers.
Eerlijk gezegd behoorde het merendeel van hen binnen mijn vakgroep zelfs tot de ‘gestaalde kaders’, stalinisten dus. ‘Europa’ was volgens hen een door de Verenigde Staten van Amerika
geënsceneerd imperialistisch project. Het Elysée-verdrag kwam in hun curriculum niet voor. Ik weet daar aan het Canal du Midi niet meer te bedenken dan dat het
ongetwijfeld met die beroemde Frans-Duitse as te maken heeft gehad. Van een Duits-Franse as wordt opmerkelijk genoeg nog steeds niet gesproken. Te beladen.
Digitaal niet aangesloten tijdens ons uitstapje tikken pas later thuis, aan de keukentafel, mijn vingertoppen die waanzinnige bron van instant kennis aan,
toegankelijk gemaakt door telefoonkabels onder andere, stroomstootjes en het internet. Als carbon van een oud schrijfmachinelint verschijnen na enkele seconden
vanuit weet ik waar tekens op mijn computerscherm. Het Élyséé-verdrag blijkt te stammen uit januari 1963, maar er was vanaf 1958 al aan gewerkt. De Gaulle, hij
was weer net aan de macht, en Adenauer hadden elkaar toen in dat jaar ontmoet in het familiehuis van De Gaulle in Colombey-les-Deux Églises in de noordelijke
Haute-Marne.
Ik ben ooit in het huis geweest, in La Boisserie. Het is ruim bemeten, maar mankeert in alle opzichten de bekende pracht en
praal van het presidentiele Élysée in Parijs. Ik herinner me nog een indrukwekkend, groenachtig televisietoestel, een open boekenkast - ik kon er zonder veel
moeite met mijn grijpgrage klauwen bij - en wat zware fauteuils. Toch bijzonder dat deze historische figuren daar een intiem tête-a-tête hebben gehad. Of vaker
eigenlijk? Was één ontmoeting voldoende als politiek startschot?
‘HONNI SOIT QUI MAL Y PENSE’.
Aan de overkant van het romantische Canal du Midi is een tweedehands boekhandel. Op een buiten aan een muur opgehangen bord staat dat de boekhandel wel zo’n 50.000
boeken bevat. Eenmaal binnenlopend wil je dat best geloven. Het is een immense ruimte waarvan de wanden van beneden tot boven met boeken zijn volgestouwd, op
onderwerp gelukkig. Achterin is zelfs een hoge omloop met literatuur, psychologie, filosofie, Franse geschiedenis, noem maar op.
Beneden bij de ingang is mijn vertrouwde rayon met oude reisgidsen. Ik vind dit keer gelukkig niets, want in weerwil van een smalle portemonnaie ga ik toch vaak weer
door de knieën.
Die smalle portemonnaie weerhoudt mij ook om een pocket te kopen met de voor mij intrigerende
titel ‘Honni soit qui mal y pense’. Dat was ook het devies boven de verhaaltjes van Jan Brusse in Elseviers Magazine en betekent vrij vertaald "Schande aan hem
die er kwaad van denkt". Het is ook het in 1348 ingevoerde en ingestelde Franse devies van één van de oudste Engelse ridderorden. Het boekje gaat over de
culturele relatie tussen Engeland en Frankrijk en de omvattende en eeuwenoude Franse invloed op de Engelse taal.
Nog ouder is trouwens het ‘Engelse’ devies ‘Dieu et mon droit’. Dat waren de woorden van de Normandische Willem de Veroveraar toen hij in 1066 op de Engelse kust
landde, op het strand knielde en die woorden sprak om vervolgens het eiland te annexeren. Beide deviezen prijken nu nog steeds op het koninklijke Britse wapen,
in het Frans! Eigenlijk zoals in Nederland: ‘Je maintiendrai’.
Stom dat ik uit zuinigheid dat boekje niet koop. Toch zal ik eens zwichten en, zo voel ik dat, het toevoegen aan mijn steeds omvattender en opmerkelijker wordende
bibliotheekje van secondaire bronnen aangaande ‘de Franse verleiding’.
Het brengt mij trouwens in gedachten terug naar een voorval in de abdij van Lagrasse, hier dicht in de buurt. Ik volgde daar een literatuur- en schrijfcollege,
het ging die keer over een Engels boek, er rees een vertaalprobleem en verdraaid, het Franse woord leek op het Engelse. Wijsneuzerig plaatste ik de opmerking dat
60% van het Engels en het Frans in hun primitieve vorm met elkaar overeenstemmen. De gezichten betrokken. Dat had ik niet mogen zeggen, want zoiets zou toch
impliceren dat het voor de Fransen in principe relatief eenvoudig zou moeten zijn om het Engels wat meer te beheersen? Heel vaak verschilt alleen de uitspraak. Neem het
‘expulsion’ van Saskia Sassen, in het Nederlands ‘verjaging’, ‘uitzetting’ of iets in die geest. ExpÙlsion, zwaar op de U in het Engels en expÚlsIÓn, licht op de
U en zwaar op de ION in het Frans.
Ook het Nederlands kent tal van Franse woorden, maar die stammen veelal van later, uit de Pruikentijd toen de Nederlandse elite onderling Frans sprak.
Jelle Noorman gaf daar in 2001 een grappig voorbeeld van. Het eerste hoofdstuk van zijn ‘De haan op de mesthoop. Een culturele geschiedenis van Frankrijk’
opent hij met een halve pagina courante Nederlandse tekst: “Een rendez- vous in een chic restaurant is natuurlijk een cliché.” En vervolgens: “Aan een lange
tafel zit een elegant gezelschap geanimeerd te converseren, in afwachting van het diner. Een lichte gêne overvalt je wanneer je naar de femme fatale speurt met
wie je een liaison hoopt aan te knopen.”
Europa! Let toch op Uw gedeelde woorden. Of zijn we allemaal Chinezen voor elkaar?
SEPARISTEN, SOCIALISTEN EN SOCIAAL-DEMOCRATEN.
Thuis dus weer, na wederom die tocht door de prachtige wijngaarden gemaakt te hebben, sla ik de vaak adembenemende Franse krant
Le Monde van die dag op. De krant is eigenlijk van gisternamiddag, maar dat geldt alleen voor Parijs. Zo arriveert de krant van woensdag als donderdag gedateerd
in de rest van Frankrijk, zo groot is het land, wel bijna zestien maal Nederland. Wat deze donderdagkrant van gister opvalt zijn de uitgewerkte berichten over het
groeiende separatisme in de Europese Unie: de Britse Schotten houden 18 september een referendum over mogelijke afscheiding, de Italiaanse Venetianen drijven ook
steeds meer die kant op, separatistische Spaanse Catalanen willen tegen de wil en zonder de toestemming van Madrid in dit najaar een referendum over zelfstandigheid
houden en veel van de Belgische Vlamingen stemmen voor de Vlaams-Waalse opsplitslijn van Bart De Wever. En dan is er nog geen woord in de krant besteed aan Corsica
of het toch zijdelings ook relevante Oost-Oekraïne. Le Monde heeft deze dag een hele Europa-bijlage over het euro-scepticisme en euro-wantrouwen her en der.
Dat neem ik toch maar tot me op mijn pleintje in de Zuidfranse zon.
Ook lees ik dat de ‘socialistische’ - what’s in a name? - Franse president François Hollande tot ergernis van Frans centrum-rechts in een belangrijk
radio-interview afgelopen dinsdag met geen woord had gerept over de aanstaande Europese verkiezingen. Dat presteerde de sociaal-democratische – ook hier weer:
what’s in a name ? - Deense minister-presidente eveneens; net als Hollande voelt ook zij de adem van Deens ‘extreem-rechts' en ‘extreem-links’ in de nek:
teleurgesteld over de bezuinigingspolitiek van de sociaal-democraten verliezen ook de Deense sociaal-democraten aan dat rechts, maar ook aan dat links. Wat
heeft dat met ‘de Franse verleiding’ te maken? Heel veel.
Het volgen van wat Franse kwaliteitsmedia biedt voor de goede verstaander genoeg 'faits divers', feiten, meningen en inzichten, die een
Nederlander veelal ontgaan. Zo betreft het Nederlandse 'nieuws' over Frankrijk toch vooral Story-achtige nieuwtjes over DSK - nog niet zo lang geleden
een pretendent voor de Franse presidentiele troon - die in New York zijn lusten niet kon bedwingen, over Nicolas Sarkozy ook die het met Carla Bruni wilde doen
en scheidde, om maar niet te zwijgen over de nachtelijk scooterende 'socialistische' presiden François Hollande, die afscheid nam van Madame Trierweiler.
Desalniettemin. Heel rap de laatste maanden rukt voor de oplettende observator het voor het Franse nadenkende deel van de bevolking een zo karakteriserende
'concept'-discussie op: is president François Hollande met zijn ‘Pacte de Stabilité’ (een pakket maatregelen ten gunste van het kapitaal en, voor Franse begrippen,
grootse, bezuinigingen op de staatsuitgaven) eigenlijk niet een sociaal-liberaal, zelfs geen sociaal-democraat meer, die stap slaat hij gemakshalve over? En pas op!
Wat is dan nog de scheidslijn met het neo-liberalisme van Thatcher en Reagan? Hilarisch is dat het oude linkse Frankrijk na de teloorgang van het communisme ten tijde
van François Mitterrand nog wel steeds steggelt over het bijvoeglijk naamwoord 'socialistisch'; dus ‘socialisten, alsof die nog voorkomen in hogere Franse
statelijke kringen.
HEGEMONIE EN CONFORMISME
Stel nou eens dat veel van onze wereld te begrijpen valt in termen van de drie-eenheid ‘natuur’, ‘arbeid’ en ‘kapitaal’. Dit is ongenuanceerd natuurlijk, want je
zou er ogenblikkelijk ‘kennis’, de ‘denkende’ en niet te vergeten de ‘willende’ mens aan willen toevoegen. Voor de gelegenheid wil ik dat doen, maar ga je met dat
toevoegen door dan zou deze pagina uiteindelijk van wit via grijs zwart worden.
‘De denkende mens’ dus. Wat is er zo vanaf 1980 maatschappelijk gebeurd? Kort door de bocht kan gesteld worden dat de in de twintigste eeuw gegroeide herverdelende
rol van de staat ten gunste van de factor ‘arbeid’ werd teruggedrongen ten gunste van ‘kapitaal’. Het drama van de sociaaldemocratie is geweest dat zij daar lustig
aan mee heeft geholpen. De in die kringen heersende opvatting was, uit nood, dat ruimer baan geven aan ‘kapitaal’ de economische groei weer op gang zou komen.
De gedachte was dat daarmee iets van de herverdelende rol van de staat overeind gehouden kon worden en daarmee hun ‘klandizie’ bediend. Wat een historisch drama.
Het was de zogenaamde ‘Derde Weg’ - een uit de Koude Oorlog stammende kreet – van bijvoorbeeld Tony Blair, Gerhard Schröder, Wim Kok en, op zijn manier, ook
Bill Clinton. In Frankrijk denkt links zoals vaker in uitersten: aan de ene kant een Parti Socialiste bijvoorbeeld die nog krampachtig uit de voeten tracht te komen
met haar bijvoeglijk naamwoord en ‘progressistes’ die inmiddels spreken van een ‘post-Derde Weg’.
Wat ik zelf denk is natuurlijk maar marginaal, maar spitst zich toe op een nieuw ‘internationalisme’: de factor ‘kapitaal’ internationaliseert met topsnelheid en de
factor ‘arbeid’ staat niet anders dan voor de opgaaf zich in diezelfde richting te ontwikkelen. Hoe dan ook zal de wereldsamenleving, de mensheid, op termijn
uitvlakken, zich uniformeren. Alleen al ‘Europa’ laat zien dat zulks een kwestie is van zeer lange adem en dat ‘het kapitaal’ nog lang koning zal kraaien. Ik denk
dat dit die ‘onzichtbare lijn’ en dat ‘iets’ is waar Saskia Sassen van spreekt.
In de tussentijd valt hopelijk te voorkomen dat die krachten niet leiden tot taferelen en structuren die één van mijn meest favoriete schrijvers, George Orwell,
onder woorden bracht. Dan denk ik vandaag aan de één-dimensionale hegemonie van ‘het holle’. En het is nog een lange weg voordat de sociaaldemocratie machtige
instrumenten creëert gelijk Google, Facebook, YouTube en Amazon nu.
BIG BANG.
We leven in een tijd van een zoveelste Big Bang, van implosies ook overigens. Zo weten we, en het staat
vandaag niet in Le Monde, dat in de aanloop naar 1900 de wereld anderhalf miljard zielen telde. Ruim een eeuw later, nu dus, staat de teller op een griezelige
7 miljard. Dit is onvoorstelbaar en nog zijn er mafkezen die durven beweren dat gays een bedreiging vormen voor het voortbestaan van de mensheid.
Le Monde illustreert ook vandaag weer met twee uitstekende verhalen over de vernieuwing van het Parijse Louvre het hoge Big Bang-gehalte van onze tijd.
Tijdens het presidentschap van de romaneske Franse president François Mitterrand werd gewerkt aan de vernieuwing van het Louvre-museum, het toen toekomstige
‘Grand Louvre’. Aan Mitterrand èn natuurlijk aan de Chinees-Amerikaanse meesterarchitect Pei danken we de feilloos op de
binnenplaats passende en in 1989 geïnaugureerde glazen Pyramide, de nieuwe hoofdingang van het museum en één van de ‘Grands Travaux’ van de groots denkende en
handelende Franse socialistische president – heel terecht ook hier weer: what’s in a name? - ; president was hij zeker, en met overgave, maar socialist?
Misschien heel even, om vervolgens mèt Frankrijk, snel zijn lesje te leren.
De informatie die Le Monde en passant over het Louvre verschaft, doet de ogen knipperen. Begin jaren ’80 van de vorige eeuw werd het aantal te verwachten
bezoekers van het museum geschat op twee en een half miljoen bezoekers per jaar, om te stijgen tot vier miljoen rond het jaar 2020. Hier komt de Big Bang: in
2013, zeven jaar eerder dan verwacht, bedroeg het aantal bezoekers al negen komma 3 miljoen! Uitleg van de journalist: het einde van de Sovjet-Unie, de opkomst
van nieuwe economische machten, de transformatie van China of Brazilië om maar iets te noemen en de groei van de stromen toeristen wereldwijd.
Moe leg ik Le Monde op mijn stapel oude kranten, maar hou de bijlage over Europa apart.
VISITES GUIDÉS SUR TÉlÉPHONE MOBILE.
Een beetje dromerig, zoals wel vaker, besluit ik aan het einde van de dag nog iets aan mijn museumpje te doen. In de door Perry tot mooi zaaltje omgetoverde oude
ovenruimte staan 21 vitrines, ook door Perry gemaakt. Het verhaal van ‘de Franse verleiding’ kent, tot nu toe onvermijdelijk, wel een vette Nederlandse knipoog.
Maar wie weet vind ik, om de blik verder te verruimen, ooit net zo excentrieke Britten, Duitsers en Amerikanen met een soortgelijke voorliefde en verzamelwoede aangaande
Frankrijk, ‘la douce’, ‘la belle’ zelfs.
Zonder specifieke aanleiding loop ik naar boven, naar mijn archiefkamer met primaire bronnen, mijn opmerkelijk rijke collectie van reisgidsen, folders, kaarten,
oude souvenirs, noem maar op. Ditmaal loop ik op het kozijn af en pak een klein plastic folderstandaardje van ‘ZEVisit – Visites guidées sur téléphone mobile’.
Het moet in 2008 zijn geweest dat ik het vond - lees: gejat – in een Bourgondisch kerkje. Ik plaats het beneden tevreden in een vitrine, naast twee generaties
mobieltjes en naast de oude Nederlandse gulden, de Franse frank en de toen nieuwe euro. Ik heb zelfs nog het euro-introductiemapje dat begin 2002 gratis werd
verspreid.
Ik staar naar de mobieltjes, zie weer het ZEVisit-rekje. Ik peins en denk aan mijn museumbezoeken van voorheen, bijvoorbeeld aan het Mauritshuis waar ik ooit een
schilderijententoonstelling met Hollandse luchtgezichten bezocht. Ik had een audioguide gehuurd en luisterde naar de toelichtingen van weerman Erwin Krol. Fantastisch
was dat. Hoe zou dat nu gaan? En ik realiseer me dat ik steeds vaker over een korte tijd die achter mij ligt over ‘vroeger’ spreek, zo snel gaat het allemaal.
Is anno 2014 de ooit revolutionaire audio-guide inmiddels vervangen door een app? Die simpele mobiele telefoon met belminuten voor een rondleiding heb ik gelukkig
in mijn museumpje gevangen voor het nageslacht. Nu die app-ontwikkeling waar ik nog geen grip op heb. Ik hijg waarschijnlijk achter de ontwikkelingen aan.
TOEKOMSTIG WERELDMUSEUM.
Ik besluit morgen het Rijksmuseum in Amsterdam te bellen om me nader te informeren. Nederlanders zijn voor zulke vragen ontvankelijker en losser in hun antwoord
dan die formalistische Fransen, die zijn gemiddeld wantrouwiger dan de Nederlander: “Waarom wilt U dat weten?, wie bent U?, waarvoor heeft U die informatie nodig?”
En ze verlangen als ze ook maar even de kans krijgen eerst een formeel schriftelijk verzoek voor hun dossier, ’t liefst een nieuw, voordat ze in beweging komen.
Morgen het Rijksmuseum dus. Zij zullen na de renovatie en de heropening wel het nieuwste van het nieuwste hebben, ‘on the edge’ in goed verengelsend Nederlands.
Daar ben ik met mijn museumpje helaas nog niet, ik zal voorlopig de reisgeschiedenis, het verhaal van de ‘Franse verleiding’, telkens weer opnieuw zelf moeten
afsteken, totdat ik ooit ergens de middelen heb gevonden om met mijn tijd mee te gaan. Dat schiet nu ook door me heen: mijn tentoonstelling houdt bij het
flitsende heden op, ik doe geen speculaties over de toekomst van Frankrijk en het toerisme, ‘no giant leap into the future’. De vroegere Nederlandse
Parijs-correspondent Ariejan Korteweg doet dat in zijn recente ‘Surplace – over de ziel van Frankrijk’ wel. Hij schat een haalbaar Frans
perspectief met name in als museum van de toekomst …..
UN SI JOLI VILLAGES, NUAGES AND CLOUDS.
In het zaaltje slaat de klimaatbeheerser weer aan en met een tevreden gevoel doe ik de tussendeur naar de keuken achter me dicht en schuif het gordijn van de
voordeur dicht, zonder dat kan iedereen naar binnen kijken. Dat is op zich niet zo erg, ik ben in principe nog steeds erg doorkijk-Hollands, maar ik moet nu wel,
geen pottenkijkers meer. Ik loop naar buiten om de luiken van het keukenraam te sluiten, op slot. Dat alles doe ik nu trouw iedere avond, ik heb noodgedwongen de
gewoonte van mijn al dorpsgenoten overgenomen: ’s avonds en ’s nachts de luiken dicht. Een paar maanden geleden zijn laat op een avond de ruiten van mijn
séjour ingeslagen en werd mijn laptop gestolen, nog voordat ik me diepslaperig realiseerde wat er gebeurd zou kunnen zijn om nog op tijd naar beneden te gaan
en de strijd aan te binden.
Ook al had ik een gedeeltelijke back-up, het was toch een ramp. En zo ben ik tegen wil en dank all-round conservator, van het huis, van al mijn drukwerk en al weer
ruim twintig jaar ook van mijn digitaliteit. Zal dat laatste in de toekomst ook nog het geval zijn of worden mijn woorden ooit automatisch en continue opgeslagen
in zo’n cloud, met al die wolken als universeel archief?
Op de tafel staat mijn laptop en twijfel aan wat ik zal doen. Ik besluit een film te kijken, want ik neig er naar te vroeg naar bed te gaan en dan ben ik weer zo
vroeg op. Ik moet mijn slaapritmestoornis geleidelijk aan wegwerken.
© Ger Verhoeve, 2014.
Voor reacties, bijdragen en informatie:
info@defranseverleiding.nl
Terug naar de hoofdpagina van
'de Franse Verleiding'