'de Franse Verleiding' |
Nederlanders op reis naar het
zuiden |
Weer zo'n regenachtige dag in Holland en we mijmeren terug naar zonnig Frankrijk, waar we zo'n luisterrijke vacantie in 1953 doorbrachten. Kijk mee en geniet van de lucht, de geluiden in de verte, de vreemde bloemen, het klaterende water, de kippen rondom een kleurrijke haan, varkens, ossen, de geheimzinnige sfeer in zo'n kasteel - bijna griezelig ......
Heel vroeger moet er veel gereisd zijn. Oude sprookjes verhalen van boerenzoons en ambachtslieden die naar een ver land liepen. In de Middeleeuwen trokken gezellen van meester tot meester om een vak te leren, vaak half Europa door. En er waren ook kunstenaars en geleerden die aan verschillende hoven vertoefden.
In de tijd van onze grootouders waren het meestal alleen de heel rijke mensen die naar het buitenland gingen; de gewone man kwam ternauwernood buiten zijn provincie. En nu gaan er jaarlijks zo'n 250.000 Nederlanders over de grens - mensen met een gewooon salarisje.
Rechts de voor -en achterzijde van een officiele Franse reisfolder uit 1954. Hoe modern en tijdloos was inmiddels de vormgeving. Of missen we de tussenliggende decennia? Daaronder uit dezelfde brochure een detail van de kaart 'Limousin - Marche - Quercy - Perigord'.
Mazerolles staat niet aangegeven, maar ligt vlak boven Najac, rechtsonder op het kaartje. (Coll.
'dFV')
Zomer 1953
In 1953 waren we zo gelukkig om via vrienden een stuk van een kasteel in de Auvergne te kunnen huren. Later bleek het niet in de Auvergne te liggen, maar in de nabijgelegen Aveyron.
Al waardeer je je eigen land heel erg, de vacantie is voor ons de enige mogelijkheid om eens wat meer van de wereld te zien. De wereld is zo groot, er zijn verschillende landschappen en steden; mensen met een heel andere levenswijze en behuizing. Die anderen hebben een eigen opvatting over werken en genieten, die ondergaan bepaalde gevoelens sterker dan wij - of juist niet - en het is zo nuttig om je eens te verdiepen in die andere mogelijkheden en te beseffen dat onze opvattingen niet de enig zaligmakende zijn.
In 1953 waren we zo gelukkig om via vrienden een stuk van een kasteel in de Auvergne te kunnen huren. Later bleek het niet in de Auvergne te liggen, maar in de nabijgelegen Aveyron.
In Frankrijk zijn veel kastelen, die de eigenaars meer zorgen dan plezier geven vanwege belastingen en hoge onderhoudskosten. Die kastelen zijn zo groot, dat vaak een vleugel of een verdieping helemaal niet gebruikt wordt. Gravin Mademoiselle Annette d'Armagnac de Castenet, afstammeling van een oeroud geslacht, al genoemd in de 13-de eeuw, had ons een verdieping van haar kasteel in Mazerolles ter beschikking gesteld. Deftig nietwaar? Ja en nee. In Frankrijk liggen de dingen vaak weer zo anders. De leuze: liberté, egalité en fraternité uit de tijd van de revolutie is uitgegroeid tot een begrip. Toch worden de mensen uit Mazerolles door Mademoiselle nog steeds bij de voornaam genoemd. Zij vertellen op hun beurt hun wel en wee zonder amicaal te worden. Zelf doet ze met haar rieten mandje inkopen, maar heel goed thuis in de culturele geschiedenis wijst ze hier weer eens op een Romeinse bron en daar op een beeld. Zondags, wanneer ze haar gasten ontvangt, is ze weer een echte kasteelvrouwe.
Mazerrolles lag volkomen afgelegen, heerlijk ver weg van wat wij toen al het jachtige leven noemden. We hingen soms tijdenlang uit een venster en genoten van de geuren en de stilte.
Met schitterend weer vertrokken op zondag 28 juni per trein naar Parijs. Heerlijk Parijs! Montmartre, de Sacré-Coeur, de menigten, werkende Parijzenaars, flanerende touristen, chique vrouwen, de existentialisten van Saint Germain des Prés, de verkeersagent met witte stok ….
In Hotel Royal vatten we met moeite de slaap. Het verkeer raasde onafgebroken voort en we reserveerden voor de terugreis een kamer aan de achterzijde.
Links de 'verkeersagent met witte stok' zoals afgebeeld in H.J. Peppink's 'Veredelde rijkunst & op reis met uw auto' (ANWB) uit 1956: de agent staat op het toenmalige Place de l'Etoile, maar over de Place de la Concorde schreef Peppink gevat: " .. van alle kanten stromen de auto's aan maar iedereen houdt rekening met iedereen ... op de keper beschouwd rijdt u gemakkelijker in Parijs, dan in eigen land!" (Coll.
'dFV')
Daaronder een zo karakteristieke foto van een met geglazuurde tegels afgewerkt metrostation uit Ed van der Elsken's 'Een liefdesgeschiedenis in Saint Germain des Pres', nu een onschuldige serie foto's van etende, vrijende, dromende en soms ook poserende 'jongelui en toen een in Nederland ophef makende en verontwaardiging oproepende fotoreportage van een in Parijs debuterende Hollandse fotograaf. (Coll.
'dFV')
Van Parijs spoorden we naar Brive: de Loire was niet veel meer dan de Maas bij zomerdagen. Na Orléans reden we door eindeloze bossen naar Châteauroux en vervolgens door heuvelachtig land naar Limoges, bekend van emaille en porcelein. Tussen Limoges en Brive werd het steeds heuvelachtiger, een bochtig en mooi parcours waar de trein zich als een slang door heen slingerde. We gingen steeds hoger en gingen door dertien tunnels, langs watervallen en rotspartijen tot bij Uzerches.
Precies om half drie ’s middags stopten we te Brive, precies tegenover de trein uit Clermond-Ferrand waar we mijn zwager troffen, samen met een Belgische vriendin. De tocht ging verder naar Capdenac via Figeac, waar we heel langzaam door een tunnel reden omdat die vol met water stond. In Capdenac hebben we vervolgens gevieren heerlijk gedineerd voor een luttel bedrag. En toen het laatste stuk naar Najac. Een slotruine in de ondergaande zon, mooie beekjes, kastelen, lieflijke begroeingen, wuivende graanvelden en er valt geen mens te bekennen. Toch maakt het land geen verlaten indruk, zoals soms in delen van de Provence waar de grond vaak moeilijk te bewerken valt. Hier is alles in cultuur gebracht. We rijden door Villefranche-de-Rouergue verder naar Najac.
Daar staan we in een diep, met groen en bomen begroeid dal, de ruine in het late licht en naast het spoor de bruisende Aveyron. Met valiezen en al uitgestapt staan we overdonderd te genieten. Via een vriendelijk maar zeer haveloos manneke met zijn zoon als buschauffeur stappen we in een zeldzaam oude autobus voor de tocht naar het Château. Bevangen door opwinding en schrik horen we de bus hijgen en puffen, en dan weer stilstaan om al steigerend de heuvel naar Mazerolles te nemen.
De chauffeur, in afgetrapte espadrilles, een gescheurd hemd met een moddervette pet op, roept plotseling: “le château!”. En waarachtig, daar ligt het, in een volstrekte rust.
De gravin heet ons in rap Frans welkom, terwijl de chauffeur en zoon ons de bagage aanreiken. Hier mogen we twee weken wonen!
En wat kregen we te zien? Een ietwat kale, maar stijlvolle zitkamer met ingebouwde hoekkasten, twee grote slaapkamers met wortelnoten ledikanten, wastafels en tot aan het plafond reikende kleerkasten, prinsen en kardinalen in portret aan de wand, een grote koele keuken “met toilet” aan het einde van een lange, lange gang. De parterre en de eerste verdieping worden overigens bewoond door Madame d’Armagnac zelf. Een vluchtige blik doen ons een kostbare bibliotheek ontwaren met fraaie schilderijen en ook een verrukkelijke eetzaal met grote schouw. Het eenvoudige gedeelte van het huis is dus voor de gasten.
De boeren werken er met buffels. Om ze in het gareel te houden slaan de hoeders hen met een stok en dat geeft zo’n merkwaardig geluid, van hout op hout.
Bij het kasteel hoort een boerderij waar we boter, melk en eieren kunnen kopen; de bakker en de kruidenier komen langs het château. Als ze toeteren worden we geacht met gevulde beurs naar buiten te snellen. We koken op butagas.
Na het fameuze ‘petit déjeuner’ trekken we er elke dag op uit. Naar Monteils langs de ganzenhoedster, de forellen vangende vissers en langs heidekruid, rode steenanjers, valeriaan, thijm, bosanemonen. We kregen wel eens een lif naar Najac, in een open laadbak met een lading stenen bijvoorbeeld, we ontmoetten de garçon local en we schudde een pruimenboom leeg.
Op zekere dag mochten we met de broer van de gravin in zijn auto mee naar het station in Najac toen ook hij het plan had opgevat om naar Toulouse te gaan. Op het station fronste de vrouw van de graaf even haar wenkbrauwen: zag zij dat nou goed? Wij tweede klas en broerlief derde? Tja, dank aan de Nederlandsche Spoorwegen en hun service.
In Toulouse zetten we bij de Cedit Lyonnais Nederlands geld om in Franse franken en er kwam een heel dik boek aan te pas om onze biljetten na te lopen. We wilden Carcassonne gaan bezichtigen, een gefortifieerde stad uit de 10-de en 11-de eeuw en nog goeddeels intact.
La Cité de Carcassonne, bij nachtlicht gefotografeerd. In de serie 'Les Albums des Guides Bleus', Haut-Languedoc, 1956.(Coll.
'dFV')
Het is een klein dorpje omgeven door twee muren met 52 torens. Het grafelijke kasteel behoorde ooit aan de graven van Toulouse (waarvan onze gravin afstammelinge is). Nu is er een oudheidkundig museum in ondergebracht. Te midden van de oude huizen van Carcassonne ligt de basiliek van St. Nazaire met zijn machtige ramen.
’s Avonds waren we weer in Toulouse dat al ’s morgens ons hart een beetje gestolen had. We vonden een plaatje van een hotelletje en wandelden ’s avonds naar de Garonne, overspannen door een fraaie hangbrug zo goed als door vaste bruggen.
’s Morgens naar Albi met een warm en zonnig weer, De kathedraal van Albi, vol met toeristen, deed ons aan een fort denken en dat was ook juist debedoeling van de bouwers geweest. Er was in die tijd voor God’s huis minder ontzag dan voor een fort.
Het oude bisschoppelijke paleis is tegenwoordig een museum gewijd aan Henri de Toulouse-Lautrec, een heerlijk museum met een schat aan schilderijen van Henri, maar ook van tijdgenoten. Albi draagt een wat Moors karakter. Traag stroomt de Tarn onder de brede boogbruggen door en aan beide zijden staan rode huizen.
Bogen, Moorse versieringen en mozaïekgevels.
In een banketbakkerswinkeltje kopen we een klein zoet koekje, een specialiteit van Albi. Hoor ik dat goed? Zes gulden per kilo, zo’n zestien stuks? We schakelen over op de gewone broodjes, die de prijs hebben van een Hollandse gevulde koek. Ja, ja, we moeten zuinig blijven. In Albi wordt overal gepicknickt en altijd met servet. De sappige perziken smaken en heerlijk en we zweten in de juli-zon.
De kathedraal van Albi, eveneens in de serie 'Les Albums des Guides Bleus', Haut-Languedoc, 1956.
s’Avonds om acht uur waren we in Najac terug en op 20 juli stond alweer Villefranche-de-Rouergue op het programma. Ook de comtesse bleek daar heen te gaan. Ze is simpel gekleed in een zwart mantelpakje, platte schoenen, witte sokjes en verder blote benen, en toch straalt ze voornaamheid uit. We reden via Castanet met al haar kastanjebomen en over Monteils naar Villefranche. Het heeft een kathedraal, een Romeinse bron, arcaden rondom het marktplein en oude huizen in smalle straatjes. Hier en daar wijst de comtesse ons op beeldhouwwerk in de gevels en we zien de Chapelle des Pères Pénitants noirs. ’t Heeft een Spaanseinslag. De apostel Jacobus moet er langs gekomen zijn op zijn weg naar Spanje. Eénmaal per jaar trekken de leden van de broederschap een soort zwart ku-klux-clan kleed aan en lopen in processie naar een berg (Calvaire) met een groot houten kruis. Wie het meest betaald mag het kruis dragen. De baten komen ten goede aan de armen en zieken. In Villefranche vielen ons de schattige en keurige kindertjes op aan de hand van een verslonste moeder. In de voormiddag gingen we terug en waren per persoon een 150 francs, zo’n fl. 1,65, kwijt.
En dan eindelijk eens naar de ruïne van Najac, het oude kasteel. Maar eerst de oude gothische kerk uit de 13-de eeuw bekeken. Het heeft een harmonisch interieur, met resten van wandschilderingen en primitieve beelden, maar jammer genoeg geen orgel. Wel fraai gebeeldhouwde koorbanken en een mooie tegelvloer. Maar er hangt veel vocht want onder de preekstoel groeit het mos en is een schilderij totaal vergaan.
Rechts een hedendaagse foto van de 'slotruine' van Najac. Mazerolles hoort nu, na één van die zeldzame Franse gemeentelijke herindelingen, tot de gemeente Najac, dat - oh internet-wonder - over een internet-site beschikt. Ook www.najac.com behoort inmiddels tot de geschiedenis van het reizen en het toerisme.
Tijdens de Reformatie bewees het kasteel waar we logeren het katholicisme goede diensten maar in 1572 slagen de Calvinisten er toch in de onneembare vesting binnen te dringen, om er na tien jaar weer door een katholiek garnizoen uit verdreven te worden. In oude boekjes valt dat smakelijk na le lezen.
Ons verblijf nadert zijn einde. We dweilen de grafelijke vertrekken en ineens missen we onze kleintjes en we verlangen naar huis.
De laatste avond trekken we ons terug in de reusachtige bibliotheek. Het is allemaal slecht onderhouden en de boeken zijn stoffig. Het late licht valt ondeugend op de motgaatjes in het grijze tapijt en vormt zodoende een nieuw patroon. Het kacheltje met ornament kan nooit voldoende zijn voor de koude winters. Brrrr ….
De gravin en haar broer zijn teruggekeerd en in de tuin staat een deftige, antieke auto. We worden voorgesteld aan een elegante dame en een heer in witte slobberkousen en kniebroek. Hij neemt met een gracieus breed gebaar zijn breedgerande hoed af.
En dan begint de terugreis: met een flinke stoomtrein van Monteils via Villefranche naar Capdenac, vervolgens naar Brive en uiteindelijk Parijs. We vonden met gemak onze weg nar Hotel Royal en aten bij ‘Chez Julien’ in het Quartier Latin een goede maaltijd tegen een redelijke prijs. En toen was het weer Hilversum.
Voor reacties, bijdragen en
informatie: info@defranseverleiding.nl
In Frankrijk zijn veel kastelen, die de eigenaars meer zorgen dan plezier geven vanwege belastingen en hoge onderhoudskosten. Die kastelen zijn zo groot, dat vaak een vleugel of een verdieping helemaal niet gebruikt wordt. Gravin Mademoiselle Annette d'Armagnac de Castenet, afstammeling van een oeroud geslacht, al genoemd in de 13-de eeuw, had ons een verdieping van haar kasteel in Mazerolles ter beschikking gesteld. Deftig nietwaar? Ja en nee. In Frankrijk liggen de dingen vaak weer zo anders. De leuze: liberté, egalité en fraternité uit de tijd van de revolutie is uitgegroeid tot een begrip. Toch worden de mensen uit Mazerolles door Mademoiselle nog steeds bij de voornaam genoemd. Zij vertellen op hun beurt hun wel en wee zonder amicaal te worden. Zelf doet ze met haar rieten mandje inkopen, maar heel goed thuis in de culturele geschiedenis wijst ze hier weer eens op een Romeinse bron en daar op een beeld. Zondags, wanneer ze haar gasten ontvangt, is ze weer een echte kasteelvrouwe.
De prijzen van levensmiddelen bedragen anderhalf tot twee, soms wel drie maal, de onze. De duurte maakt indruk op ons, want ook in Holland moeten we behoedzaam met ons inkomen omgaan om het eind van de maand te halen.
Het weer is verrukkelijk; zon en schaduw wisselen elkaar af, de hele dag hebben we de ramen open, nooit te koud, nimmer te warm. En als het zou regenen regent het niet in, want de muren zijn wel een meter dik. We bivakkeren veelal in de grote ruime keuken.
En toen het Château en dat bleek jammer genoeg gesloten. We probeerden om het slot heen te klauteren, dwars door lang gras, braam en dicht stekelig struikgewas. We fotograferen de kostelijke vergezichten en ploeteren met verhit gezicht door de Romaanse ruïnepoortjes, dwars op de buitenmuur van het Moorse gevaarte boven ons aangebracht. ’t Lukt ons om weer af te dalen naar de weide beneden ons, toen een vrouw die met de was in de weer was ons bestraffend nariep: “C’est très pénible!” En dat was het ook.
Man en zwager worden ’s avonds uitgenodigd voor een glas wijn bij boer Barrès van de boerderij. Ze komen om tien uur ’s avonds kreunend van het lachen terug. ’t Moet een vreemd samenzijn zijn geweest: vette beduimelde glazen op een kale tafel met kruimels en vlekken, met een haardvuur dat in het halfduister rook en stank verspreid. De grote dochter zong eigengemaakte liefdesliederen, kleine Marcelle huppelde vaal en besmeurd in het rond, en de boer en boerin hadden eveneens een vreemd zangrepertoire. Man en zwager kennende hadden zij zich op zanggebied ook niet onbetuigd gelaten.
De gravin vraagt of we een kijkje willen komen nemen in enkele intact en in stijl gebleven kamers. We zien een salon met goudsatijnen stoelen, zware gebeeldhouwde deuren, albasten schilderijen die vaak op tentoonstellingen hingen en een tafeltje uit het Directoire De zitkamer heeft binnenfonteintjes die tijdens de oorlog opgeborgen zijn geweest en een enorme kast uit de Provence met gebeeldhouwde wijntrossen, een geschilderd portret van kardinaal d’Armagnac, een eetzaal met ingebouwde haardbankjes, een ovalen tafel waar met gemak vijfentwintig gasten kunnen eten en een dressoir met kostbaar zilver en glaswerk. Het zadel van mademoiselle Annette ligt overigens vergeten in een hoek. Ooit reden de koetsen af en aan met graven en gravinnen die deelnamen aan feesten en vrolijk converseerden. Hier is onze comtesse opgegroeid met haar vier broers en zusters. Nu is het stil. Mademoiselle Annette woont hier alleen, zonder personeel en met als enige aanspraak de boer en boerin beneden. Om de vijf jaar komt een broer uit Afrika hier met z’n vrouw enkele maanden logeren. En ’s zomers een paar weken de vrouw van haar overleden broer uit Amsterdam met haar twee kinderen.
De slaapvertrekken waren uiteraard niet te bezichtigen. En dat deden we stiekem: onze haren rezen te berge: hemelbedden als een prent uit een boek over Napoleon, maar slordig opgemaakt, een wankel wit ledikant en ongeordende bergen kleren. Na dit kijkje klommen we behoedzaam de acht treden af van de stoel die tot aan de zoldering reikte. Dat was de stoel waar overgrootmoeder opzat als ze de hoge linnenkasten controleerde.
Het kasteel dateert uit de 16-de eeuw en is gerestaureerd en verbouwd rond 1800. Wat jammer dat veel aan het vergaan is en opgelapt met Franse nonchalence. De middelen ontbreken simpelweg.
In het radioprogramma ‘één recht, één averecht’ voor de vrouw mocht ik over onze vacantie-ervaring in een Frans kasteel vertellen. Nu zou je met zulke verhalen totaal niet meer opvallen.