'de Franse Verleiding'
Nederlanders op reis naar het zuiden

DE TIJD VAN MONSIEUR ALBERT

door Ger Verhoeve

De vooruitzichten van ‘t Zuidfranse Tautavel leken lange tijd niet rooskleurig. Totdat men een ontdekking deed waarmee zelfs de wereldpers werd gehaald. Inmiddels heeft ‘t dorp een modern museum en groeit de bevolking weer. En nog steeds stoffen en krabben vrijwilligers iedere zomer in de ‘Caune de l’Arago’ aan een verhaal van honderdduizenden jaren.

Over ‘t verleden dat een nieuwe toekomst bracht.


[pagina 1 van 2]

Tautavel ligt ergens verloren tussen Middellandse Zee en Pyreneeën in een door rotswanden omsloten kom, ver van volle, doorgaande routes. ‘t Enige andere dorp in het dal is Vingrau, 5 kilometer verderop. Daartussen glooiende wijngaarden met hier en daar cypressen en de onlangs vernieuwde weg die door de mobile jeugd wordt ingewerkt tot lokale start- en landingsbaan. Op de ‘Place de la République’ leunt de bruin-getaande, grijzende Monsieur Albert hoog op een stapel terrasstoelen tegen de gevel van z’n café-hôtel en observeert met donkere kraaloogjes het gebeuren. ‘t Hele pleintje is in gebruik: geparkeerde auto’s uiteraard, omdat er geen markt is; een wijnboer die z’n smalle tractor heeft stopgezet, een hand schudt en wat praat; en vrouwen die in ‘van - achter - sluitende - bloemetjes - schorten’ en vergezeld van boodschappenmanden, met elkaar staan te praten.

Er heerst zo’n rust in Tautavel, dat ‘t er soms lawaaiig is. Plots klinkt er vanuit het niets een fel muziekje door heel het dorp. ‘t Is de dorpsomroep: wijnboeren worden er op geattendeerd dat ze met de derde behandeling kunnen beginnen; jagers hebben een bijzondere ledenvergadering in ‘t vooruitzicht; de volgende rugbywedstrijd wordt gespeeld tegen Biarritz en vanavond is de avond van ‘la Saga de l’Homme’. ‘t spektakel dat door de dorpelingen deze zomer enige malen wordt opgevoerd.

Terwijl de duisternis invalt loopt het nieuwe openluchttheater van Tautavel vol. De organisatoren kunnen tevreden zijn: maar liefst 1500 mensen zijn afgekomen op ‘la Saga de l’Homme’. De verlichting dooft. Alleen een paar fletse lampjes schijnen tussen podium en publiek de tafeltjes van regisseur, musicus en verteller bij. Boven, in een gitzwarte hemel, schitteren sterrenwolken en beneden trekken flarden droge garrigue-geuren door het publiek, zwemend naar rozemarijn, tijm en dennen. De muziek zwelt aan, lichtbundels flitsen naar het podium en Moeder Aarde ontstaat. Vanuit de duisternis komt ‘l’Homme de Tautavel’ met een moeflon op z’n schouder het theater binnen wandelen. Even later vilt een groepje prehistorische mensen met scherpe stenen de buit en wordt ‘t vlees rauw verorberd. ‘t Ene na het andere tafereel volgt. Op ‘t podium leert de mens fikkie stoken. Dan, vele eeuwen later, vallen stammen uit Oost-Europa binnen en onder hilarisch gelach verschijnen hufterige Romeinen ten tonele. Als klapstuk vestigen Wisigoten een waarlijk koninkrijk in dit deel van Frankrijk.

De eerste truien en jacks worden omgeslagen als vanuit het zuiden de Moren binnenvallen. Op het podium wordt gruwelijk geleden. Weliswaar worden de Arabieren teruggeslagen, maar met de Wisigoten is het gedaan. Nieuwe ronden van menselijk lijden volgen: als de katholieke Inquisitie de laatste ketterse Catharen niet had uitgeroeid dan waren ze waarschijnlijk wel geveld door een pestepidemie. En toen werden Tautavel, de Roussillon en Catalonië eeuwenlang speelbal van Spaanse en Franse koningen. Tijdens de Franse Revolutie klinken plots de slotakkoorden en floepen de lichten aan. Het publiek stroomt de heuvel af richting dorp, onbekommerd de laatste twee onafgemaakte eeuwen ‘Saga’ achter zich latend.

De volgende ochtend verspreidt het nieuws zich snel. ‘t Dochtertje van de bakker heeft de grootste moeite het gekwebbel van de dames te onderbreken. Met "Gisteravond heb ik haar op straat nog gesproken!" weet ze uiteindelijk een vooraanstaande rol in het drama op te eisen. Madame was geliefd, ze werd gerespecteerd, ‘une femme très dynamique’, ook zij had aan de Saga meegewerkt, totdat ze een paar maanden geleden zo moe werd .... .

Madame gaat dan onomstreden de geschiedenis in, maar de rest van die laatste tweehonderd jaar bevat nog te veel meningsverschillen en aanleiding voor bonje. Over het Catalaans bijvoorbeeld en de Catalaanse identiteit, soms voor ‘t gemak teruggebracht tot de vraag wie van hier is of van elders. Of over fruittelers die supermarkten en autowegen met regelmaat bedelven onder fruit, omdat ‘t soms niet meer dan 1 franc per kilo opbrengt. Of over de prehistorische ontdekkingen in de ‘Caune de l’Arago’ en de veranderingen die dat heeft gebracht. Trouwens: over die prehistorie zèlf zijn ze het in Tautavel kennelijk wel eens: tot nu toe heeft niemand geëist het bijbelse scheppingsverhaal in de ‘Saga’ op te nemen of op z’n minst parallel op te voeren.

En wat betreft die laatste tweehonderd jaar: laten we het er op houden dat het leven in Tautavel in het teken heeft gestaan van het wel en wee van de fruitteelt, eerst vooral van de olijven. Fruitteelt is er nog steeds, maar in 1956 werden de olijfbomen door een ongekend zware vorst geveld. Druiven kwamen er voor in de plaats. Waar je vroeger van Tautavel naar het nabijgelegen Vingrau over een door olijfbossen beschaduwde weg liep, daar loop je nu door de wijngaarden die zo hoog mogelijk opkruipen tegen de omliggende wit-grijze rotswanden, tot daar waar steenmassa’s plots nutteloos stijl omhoog reiken en ‘t op twee, drie honderd meter verder voor gezien houden.

Nutteloos ? In de vorige eeuw had een paleontoloog uit Montpellier al eens in één van de vele grotten, in de ‘Caune de l’Arago’, fossiele resten gevonden, maar dat raakte in de vergetelheid. De omslag kwam pas nadat in 1963 een paleontoloog uit Marseille een kijkje was komen nemen. De vondsten waren zo veelbelovend dat besloten werd iedere zomer een werkkamp met vrijwilligers te organiseren om de grot systematisch bloot te leggen. En daar zijn ze, nu ruim dertig jaar later, nog steeds mee bezig.

De grot ligt op iets meer dan 2 kilometer van Tautavel in de richting van Vingrau. Vanuit de wijngaarden zie je op zo’n tachtig meter hoogte een groot afdak met een omringend hekwerk tegen de rotswand hangen. Beneden stroomt de Verdouble tussen rotsen door ‘t dal binnen. Het is een geliefd plekje om te picknicken en in het water te rommelen. Een stoffig weggetje leidt omhoog in de richting van de grot, maar gaat al gauw over in een spoor van door mensenhanden geordende rotsblokken. Tenslotte wordt het klauteren over rotsen waar hier en daar een voetstap is uitgehouwen of ingesleten.

Het geroezemoes, geplons en gegiechel uit de Verdouble maakt plaats voor hol klinkende stemmen, getik en geschraap. De felle zon buiten licht ook een groot deel van de enorme grot op. Bovenin zijn dunne staaldraden gespannen waar peildraden aan hangen die de bodem van de grot in exacte vierkanten opdeelt. Zo’n dertig mensen buigen zich op verschillende niveaus al borstelend over leemlagen, zitten aandachtig in stoffige schriftjes aantekeningen te maken of lopen met emmertjes over smalle steigers. Laddertjes vormen de verbinding tussen de verschillende niveaus, want na meer dan 30 zomers onderzoek zijn grote delen van de bodem vele meters lager komen te liggen.

Door een toevallige speling van de natuur zijn honderdduizenden jaren natuurlijke geschiedenis in de grot geconserveerd. Wind en storm bliezen telkens weer zand de grot in, en af en toe sijpelde met water wat klei tussen de rotsen door. Laag voor laag werd afgedekt en bewaard. Zo vond men de resten van een beer die een half miljoen jaar geleden vredig in zijn winterslaap gestorven moet zijn. Niets heeft de conservering verstoord, behalve dan een vleermuizenkolonie: hun zurige uitwerpselen hebben een deel van de bodem aangetast.

Naar tweede en laatste pagina.


Dit artikel verscheen eerder in gewijzigde vorm in 'de Volkskrant'

© by Ger Verhoeve

Terug naar de hoofdpagina van
'de Franse Verleiding'