'de Franse Verleiding' |
een verhaal over het vroegere reizen naar Frankrijk.....O |
Over tijd, reizen en snelheid.
Coll. 'de Franse verleiding'.
Al in 1955 kwam H.J.A. er aan toe om over het fenomeen 'Geen tijd' te schrijven en,
--------
- Laten we een afspraak maken;
-------
"Ziedaar de materialisering van het grote probleem dat catastrofale vormen aanneemt of al heeft aangenomen:
-
Dat was vroeger anders. Vroeger - dienstboden, linnenkamers, hoge hoeden, ganzeveders en diligences.
------------------------------
Twee jaar later, in 1957, kwam H.J.A. met een beschouwing over wat de goede kant van de medaille zou dienen te zijn, over 'Vakantie',
met als ondertitel 'Over zakelijke en onzakelijke kanten van de moderne volksverhuizing'.
En wéér is H.J.A. skeptisch beschouwend en dat spat er op de binnenflap al vanaf:
Coll. 'de Franse verleiding'.
"Waarom gaat men op vakantie? Waarschijnlijk zijn er honderden redenen te geven, maar één daarvan ligt aan alle andere ten grondslag.
De hedendaagse maatschappij vertoont talrijke ongerijmde aspecten; het vakantiewezen behoort daartoe.
Velen komen zo doodmoe van vakantie terug, dat ze dringend vakantie nodig hebben: de ogen stekend, de benen stram van het rijden, de oren nog tuitend, de longen vol gassen en dampen. Hier is iets mis (-)."
----------------------
Kortom .een studie naar het volgens Hofland hilarische en niet zelden deerniswekkende vakantieritueel dat toen nog nog maar in haar 'massa'-kinderschoenen stond,
de tijd van 'S', terwijl we ons nu - afgezien van de corona Sperrzeit - in maat 'XXL' voortbewegen.
H.J.A. Hofland refereerde 'en passant' aan de diligence, een werkelijkheid waar rond 1955 nog maar weinigen herinnering aan hadden.
Van kar tot postkoets, van diligence naar trein: ik neem u mee terug naar vervlogen jaren.met één van de paerlen van 'de Franse verleiding' in de hand.
Coll. 'de Franse verleiding'.
Met Mr. A. W. Engelen, Naar Parijs, Havre en Tours in den zomer van 1847. Te Groningen, bij W. van Woekeren, 1848 zitten we midden in een transportrevolutie die zo vanaf 1830 in West-Europa op gang kwam.
Illustratief daartoe zijn de openingszinnen van A.W. Engelen:
"Ik heb mijn wandelstaf voor het oogenblik ter zijde gelegd: wel niet met het bepaalde oogmerk, om te beproeven, hoe men de verste afstanden in den korts mogelijken tijd kan afleggen - eene proefneming, welk ieder nieuw jaar nieuwe en meer verbazende uitkomsten oplevert - maar toch met eene snelheid,, die weinig bestaanbaar is met mijne meest gewone manier van reizen, een einds wegs in den vreemde door te dringen. Het was mijn plan, om een vlugtig stoomtogtje naar Parijs te ondernemen, en de vandaar uitgaande spoorweglinie te volgen, in eene zuidwestelijke rigting, tot waar zij den reiziger plotseling begeeft, hare verdere voltooijing door het midden en zuiden van Frankrijk te gemoet ziende; en noordwestwaarts, tot waar zij aan het kanaal stuit. (-)
Een der booten van de Rijn- en IJsselmaatschappij bragt mij herwaarts. (-) Men beschrijft dit gedeelte van de Rijnvaart over het algemeen als zeer vervelend en zelfs verklaarde voorstanders van het reizen met de stoombooten geven niet zelden de voorkeur aan den korteren weg over land, schoon ook daarmede een ongemakkelijke nacht in de diligence gepaard gaat."
'Den korteren weg'?
Via Keulen nota bene zo blijkt !, "nog de meest katholijke stad van Duitschland, ja misschien van geheel het westelijke Europa".
Door ging de reis en wat kon na Keulen nou z'n volgende tussenstop op weg naar Parijs zijn?
"Meer dan eenmaal heb ik in vroegeren tijd een lang gerekten en onaangename nacht in de coupé der diligence van Keulen naar Aken doorwaakt. Thans legt men dien weg in ruim twee en half uur af..(Ik) beklom in den vroegen morgen een der redelijk wèl ingerigte char à banc, teneinde op deze wijze mijne reis tot Brussel voort te zetten. Men komt aldaar tijdig genoeg aan, om, des verkiezende, met den nachttrein naar Parijs te vertrekken, en die stad alzoo, ruim twintig uren nadat men Keulen verlaten heeft, te bereiken. Het is echter een vermoeijende toer, dien wij buiten volstrekte noodzakelijkheid aan niemand zouden aanraden. Want men zal mij gaarne toestemmen, dat een wat langdurige rid in de stoomwagens oneindig afmattender is dan in een gewoon rijtuig.(-)
Het was omstreeks acht uren nadat wij Keulen verlaten hadden, toen wij bij het noorderstationsgebouw te Brussel, dat een eindwegs binnen de stad gelegen is, aankwamen. (-) Tweemalen in de vier-en-twintig uren vertrekken des zomers treinen van Brussel naar Parijs en van Parijs naar Brussel, in regtstreeksche verbinding tusschen beide steden.(-)
Deze rijtuigen zijn zeer goed ingerigt, en die van de tweede klasse althans beter dan bij ons en in Duitschland. Verlangt men zich nog meer op zijn gemak te zetten, dan kan men tegen betaling van vijf-en-veertig franken eene plaats in de Coupé nemen, die het voorkomen van een klein net ingerigte salon heeft.(-)
Het zuider stationsgebouw te Brussel is mede binnen de stad, doch onderscheidt zich even min als dat van den noorder spoorweg, waarmede het door een langs de Boulevards loopend spoor verenigd is, in geenen delen door zijn fraaiheid. De stations onzer spoorwegen winnen het te dien opzigte zeer ver van die der Duitsche, Belgische en ook van de meeste Fransche wegen. Slechts Mechelen en Parijs maken een zeer gunstige uitzondering." (-)
Het eerste Gare du Nord dat op 14 juni 1846 officieel werd geopend.
Waar Van Engelen de reden van z'n aanprijzen van Nederlandse spoorwegstations vandaan haalde blijft
vooralsnog niet traceerbaar. In de eerste plaats waren het er simpelweg niet veel, want qua spooraanleg
betreft sukkelde Nederland met haar 'Jan Salie-geest' duidelijk achter haar buren aan en in de tweede
plaats zijn er vooralsnog geen beelden van die eerste Nederlandse spoorwegstations op te roepen.
Het nu nog 'te betreden' van het wonderschone station van Haarlem dateert van 1908 en een
oudste afbeelding van één van de oudste volwaardige stations betreft die van Valkenburg uit
1853. Toerisme ......? Ongetwijfeld, maar mèt enige 'standing'. En dat mag ik wel.
Station Valkenburg, nu nog, in grote lijnen wellicht. 't Grote geld en afgestudeerde Wageningers hebben, naar
ik hoop, vooralsnog niet de macht op weten te brengen om dit 'prachtpaleis' naar de verdoemenis te helpen.
Een uitslaande, alles verwoestende brand binnenkort?
Hieronder een afbeelding van het Parijse Gare du Nord, wonderlijk genoeg het grootste station van Parijs.
Een eerste gebouw kwam tot stand in 1846, maar in 1861 - ik kan het niet anders verwoorden - 'verrees' het
nieuwe Gare du Nord, ontworpen en herbouwd door de architecte Jacques Hittorf in een neo-classisistische
stijl met een indrukwekkenden, majesteuze façade, versierd met 23 beelden, gerealiseerd door beroemde
kunstenaars. Intrigerend was en blijft de vraag waarom het Parijse 'Noord Station nou zo veel belangrijker was
en is dan bijvoorbeeld het op het zuiden gerichte Gare de Lyon. Afin en enfin, daar komt ik ook nog wel achter.
Maar zeker is dat als je de rue de Dunkerque oversteekt, jij je vrije brasserie-tafeltje vindt
(de choucroûte valt trouwens aan te bevelen, zuurkool dus) en je rolkoffer
even laat voor wat dat ding is, je laptop tussen je benen hebt geklemd
en de hedendaagse clochards in de vuilnisbakken ziet graaien voor
enkele resten 'patatje oorlog', dan keer je je blik af, wilt er niet
aan denken en bereidt je alweer voor op je nieuwe etappe.
Noodgedwongen, maar wat heet 'nood', hebben we 'haast' soms ?, keren we terug naar het reisverhaal van Mr. A. W. Engelen, Parijs moest immers 'gehaald' worden.:
"De uiterste grensplaats is Quievrain (-) Bij het laatstgenoemde station vertoonen zich dan ook de Fransche Douanes; doch dewijl de voor Parijs bestemde passagiersgoederen eerst dààr terstede nagezien worden, zoo lieten ons deze heeren voor het tegenwoordige ongehinderd voorbij trekken. Wat mij echter zeer verwonderde was, dat zich geen gensd'armes of soortgelijke lastige personaadjes vertoonden, om maar de passen der reizigers te vragen. Vroegere ondervinding toch had mij geleerd, dat deze in Frankrijk den vreemdeling onophoudelijk op de hielen zaten. De spoorwegen hebben echter, zoo het schijnt, ook hierin eene gunstige verandering te weeg gebragt: geen sterveling werd om zijne papieren gemoeid, en zelfs in Parijs was niemand onbescheiden genoeg mij naar de mijne te vragen.(-)
Het was ruim zes uur; en wij hadden dus, niettegenstaande het herhaald oponthoud aan gene zijde der Fransche grenzen, den geheelen afstand tusschen Parijs en Brussel, die door de groote krommingen van den weg driehonderd en zeventig kilometers, of ruim twee-en-negentig Fransche mijlen bedraagt, in omstreeks tien uren afgelegd."
Nu, anno 2020, reis je met de TGV van Brussel naar Parijs in minder dan anderhalf uur. © Ger Verhoeve, 2020.
gerrit.verhoeve@gmail.com |